159
meesters uit te brengen indien iemand, die in bet Gasthuis over
leed, meer geld bezat dan twaalf stuivers.
Wij zien hierin weer een bewijs van de felheid der Gasthuis-
meesters op dit chapiter, terwijl wij ons toch ook afvragen hoe
kwam die pastoor aan die wetenschap?
In 1500 vinden wij aangeteekendBetaelt hee'Bouwe capelaen
van West Monstre en ontf" vande capittele van cysse die zylud'
jaerlix hebben op tgasthuys alzo sy segge maer wy en wete niet
hoe dattet comt want zylud' den gasthuyze gheene dienst en doe'
binnen de gheheele jare al so ist een wyle ghegeven mits dies
dat wyt niet en wete of zylud' daer eenig reden toe hebben ofte
niet also radick elke bouckhoud' dat zy hier niet meer van en
gheve ten zy sake dat zy den Gode huysse besceyt d'van doen
waer voere dat zyt jaerlix heffe ofte warop".
Ook hier weer dezelfde twijfel en hetzelfde wantrouwen, met
hetzelfde eindresultaat: betalen.
Stellen wij hier nu tegenover eenige posten van uitgaaf uit
het jaar 1526
„betaelt den 22sten Junio van te banne te doene
noch den 6de in Julio over te aggravatien
noch den 12de July over 3 te banne te doen en een aggravatie
noch den 28ste Septemb. over 2 excommunicatien compt te
saifie
en „betaelt den 5de in October heer Wouter over dat hy 2
aggravatien en 2 ban lettren uyt gesonden heeft",
dan zien wy dat de geestelijkheid van haar kant ook niet stil
zat en dat de hervormingsstrijd ook in het Gasthuis begonnen
was zijn schaduw vooruit te werpen.
Wie nu na lezing van dit alles mocht meenen dat den Gast-
huismeesters niets dan beslommeringen was beschoren uit hun
ambt, zou zicli duchtig vergissen. Behalve dat zij jaarlijks na
het afhooren der rekening samen gingen eten, verschaften de
landbouwbelangen ook afleiding en genoegen.
De vele pachten eischten controlewilde een der pachters een
sloot graven of dempen, weiland scheuren of boomen roeien,
dan gingen de meesters ter plaatse een onderzoek instellen. Bui
tendien spreken reeds de oudste rekeningen van den „uthof,"