III. HET BELEG.
Steeds nauwer werd in 1572 de stad ingesloten door de Prins-
gezinden en de Geuzen; steeds moeilijker werd het voor de
Spanjaarden onder Mondkagon zich zeiven en de inwoners naar
bohooren van het uoodige te voorzien.
Het spreekt wel vanzelf dat deze toestand grooten invloed
moest oefenen op het Gasthuis. Langzamerhand kwam ook dit
gesticht in bangen nood. En dit te eerder, waar sinds den
aanvang van de tweede helft der 16de eeuw, de terugslag der
in Zeeland steeds meer voet krijgende hervorming op de inkom
sten van het Gasthuis duidelijk merkbaar begon te worden.
Waren er in de rekening 14991500 nog vier en vijftig
posten geboekt van ingekomen legaten en giften, in 1566 bedroeg
dit aantal nog juist één.
Het maakt den indruk alsof de Katholieken steeds minder ge
negen werden het gesticht te bedenken, terwijl de Hervormden,
scherp vervolgd en door verbeurdverklaring hunner goederen
getroffen, al moeite genoeg hadden te zorgen het eigen leven
niet te verliezen.
Wanneer dan 22Augustus 1566 de, zich als een golf uit
Vlaanderen voortplantende, beeldenstorm Middelburg bereikt,
wordt ook de Gasthuiskerk in dezen ramp getroffen, daar de
opgewonden menigte ook daar binnendringt om alles te vernielen.
Merkwaardiger wijze vinden wij in de rekeningen hiervan niets
terug; van herstellingen in de Kapel wordt niet gerept. 1) Alleen
lezen wij in 1568 van een „petyse ende ommeganck binnen
1) Misschien werd de geheele sehade door de stad vergoed. Ju de stads
rekening van 1568 werden posten uitgetrokken voor het herstel der sehade in
verschillende kerken en ook voor ,,'t Siute Barbara oultaer" en voor het maken of
herstellen van zeven beelden eu eenige schilderijen in die kerk.