174 Gasthuysmeesters Genade ende Vrede van Godt den Vader door synnen zoone Jbsüm Christy onssen eenighen zaliehmaker. Als wij innesien beminde Broeders dat de gelieele wete ende propheten hanget aen de lyffde tot Godt ende onssen evennaesten ende dat den mensehe niet alleenelyck tot nut en oirboir van sijn selven maer veel eer tot behulp van synnen even naesten van Godt is geschapen ende in dese weerelt gestelt, soo sullen wy daer vuyt bedencken wat onsser schuldighen plicht is". Wat de schuldige plicht der gasthuismeesters waslaat zich wel denken zij moeten goed waken voor de bezittingenzij mogen de armen niet behandelen„straff noch onbermhartich opdatter geen onbarm- hartich oordeel over hun inden vuytersten dach gesproken en werdegaet ghy vervlouckte int eeuwighe vier"maar zij moeten „ter contrarie deselve armen ontfangen met alle vriendelyckhyet, sachtmoedicheytbarmharticheyt en beweeghlyckheytniemant syn leet of voorgaende gebrecken verwyttende". Op deze beide stichtelvke toespraken volgen dan de ordon nantiën onder het opschrift: „Oude coustumen ende gebrucken die inden Gasthuysse in voorleden tyden zyn gebruyct ende geohserveert geweest". Het eerst komt aan de beurt „Van de Verstervinghen". In het eerste artikel wordt uiteengezet hoe alle bezittingen van hen die in het gesticht sterven zoowel roerende als onroerende goe deren volgens een oud gebruik aan het Gasthuis vervallen terwijl een tweede artikel den Gasthuismeesters het recht geeft „met de naeste vrienden van den overledenen te accordeeren ende eenen vuytcoop te maken". Hier werd dus gecodificeerd wat reeds sinds de oudste tijden ge bruik was. Ben uitzondering maakte men voor de nalatenschappen van soldaten hetgeen deze nalieten verviel alleen dan aan het Gast huis indien niet binnen drie maanden rechtmatige erven opdaagden. In de instructie van 1681 werd dit laatste weer gewijzigd: van gestorven soldaten of matrozen zal het Gasthuis alleen de kleeren behouden. Misschien had men gemerkt dat van deze patiënten zelden veel meer te halen viel en werd er op deze wijze daarom bonne mine a mauvais jeu gemaakt.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1916 | | pagina 220