184
de voeding was voorgeschreven, begon het in- en uitloopen der
bezoekers, der proveniers en van die zieken die verlof hadden
uit te gaan. Om tien uur verscheen dan de ziekentrooster om
de ernstig zieken vermanend toe te spreken en daarna het eerste
algemeene gebed te doen op de zalen, waarna de bezoekers
moesten vertrekken.
Nu kon de eerste maaltijd beginnen, waarbij de keukenmoeder
en de oudste dienaar zich repten de porties uit te deelen.
Na den middag herhaalde dit alles zich ten deele: opnieuw
kwamen de bezoekers en ook de chirurgijns, die nu tevens de
nieuw ingekomen zieken en hen die wenschten te worden toege
laten, onderzochten.
Wederom was om zes uur de ziekentrooster verschenen, die
na hetzelfde ceremonieel en het verdrijven der bezoekers, weer
den weg had bereid voor den tweeden maaltijd.
Onderwijl had de ziekenmoeder zich reeds Js middags gehaast
te zorgen dat de Regenten-kamer behoorlijk in orde was voor
de wekelijksche vergadering; onder welke zorgen sinds 1621 ook
die behoorde voor de „tobacco"die de meesters door vrienden uit
„Oost-Indien" hadden laten meebrengen.
Om vijf uur verschenen de Gasthuismeestersdeftige heeren,
gelijk zij ons op de Regentenstukken in het Gasthuis zijn be
waard gebleven; de ontvanger kwam mee en de heeren bleven
tot acht uur, gelijk was bepaald, bijeen om te overleggen „wat
alderbest dienstich waere om goede ordre te stellen in dese ge-
legentheyt des tyts".
Daar de kunstverlichting in het gesticht geschiedde door middel
van olie(bak)lampen en van kaarsen, zoo maakte het ondergaan
der zon een einde aan de drukte des daags.
De nacht bracht ieder tot rust, terwijl bij de stervenden werd
gewaakt door familieleden of medepatientenaan de bedstede ge
zeten bij het onzekere licht van het olielampje aan den wand.
Zoo vloeide, zonder groote schokken of bijzondere gebeurte
nissen, het leven van het gesticht voort, dag in dag uit, jaar
in jaar uit.
Ook de geneeskundige behandeling der patiënten onderging in
deze jaren geen ingrijpende wijzigingen. Wel echter valt het ons