185
op dat sinds 1610 ieder jaar lijders aan syphilis, de „pockens",
naar Leiden werden gestuurdnaar het „Sinte Katelyne (ook wel
Caetteryne) Gasthuys".
Geregeld moest er geld worden gezonden naar de Gasthuis-
meesters van dat gesticht; zoo in 1614 zeventien pond en dertien
schellingen voor de behandeling van Davydt Jan Ingelsman,
die in Leiden verpleegd werd van 20 Sept. 1613 tot 28 Juli
1614: „wanneer hy hier wederomme gecomen is ghecuyereert
zinde naer de brieft' van haerluyden van daete 28 dito July".
Diepe overtuiging omtrent die genezing sprak er niet uit deze
bijvoeging.
Soms ook liep de syphilis behandeling niet goed af, zooals in
1624 toen Simon de Rech „die mede bevonden siinde besmedt
van vuylicheyt", naar Leiden werd gezonden „doch is daer
overleden".
Uit een rekening van de „lickedraegers"de eellebroersvan
1619 blijkt dat het „haelen en bryngen" van de zieken in het
Gasthuis geschiedde „mette stoel". Men gebruikte dus tot dat
doel een draagstoel.
Omtrent het aantal zieken dat werd opgenomen kunnen wij
nog wel gegevens vinden.
Zooals reeds vroeger is meegedeeld, werden er gedurende de
maand Januari 1584 opgenomen 166 menschen; maar dat was
tijdens de epidemie.
Gedurende Januari 1594, tien jaren later, bedroeg het aantal
23 (16 mannen, 6 vrouwen en 1 kind), en in Januari 1664
(dus weer zeventig jaar daarna) slechts 15 patiënten.
Van het lot dier menschen kunnen wij nagaan dat van de 23
in 1594 er 2 stierven, de eene na één, de andere na drie maanden.
Van die 23 kwamen er slechts 2 uit Middelburg, terwijl onder
hen 6 soldaten waren, 5 Etigelsche en 1 Spaansche.
Blijkbaar ging het goed met het bestuur van het gesticht want
de rekening eindigt 31 Dec. 1594 met deze woorden: „Ghy
weyse heeren en gastliuysmeesters vroom en eerbaer ic wensche
U van Godt geluck ende oock een salieh nieuwejaer".
Van de 15 zieken opgenomen in Januari 1664 stierf er één;
5 vertrokken in Januari, 9 in Februari. Van die 15 kwamen
Archief 1916. 15