186 er 5 uit Middelburg, verder telkens één uit: „Casant, Gent, Gronige, West-cappel, van der Veere" enz. Omtrent den aard der ziekte, vinden wij in deze jaren bijna nooit iets opgeteekend. Wanneer wij echter de aanteekeningen uit later, zelfs veel later, jaren lezen, kunnen wij het gemis niet diep betreuren. Langzamerhand verflauwde ook weer de belangstelling voor het gesticht. Het aantal legaten bedroeg in 1632 nog maar 5 meer, en deze waren van weinig belang. Ongetwijfeld had het Gasthuis deze ook niet meer zoo dringend noodig in die jaren. Middelburg beleefde een tijd van grooten bloei; de Oost- Indische Compagnie bracht schatten aande rijkdom der inwoners steeg snel hetgeen zijdelings het Gasthuis ook zeker ten goede kwam. De groote zeeslagen tegen de vloten van het afgunstige Enge land, riepen uit Zeeland ongekende krachten op, aan admiraals; scheepsvolk, schepen en geld. En het eenvoudige chirurgijnsgilde, dat in het Gasthuis het middelpunt had van zijn wetenschappelijk strevenging ook zoowaar de lucht in, stichtte in 1658 een „Collegium anatomico- chirurgicum Medioburgense" en verfraaide de chirurgijnskamer met een goudleeren behang, met schilderijen en zonderlinge na- turaliën.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1916 | | pagina 232