190 en is gepracktiseertmaer considererende dat het noch wel in andere godtshuysen is geschietsoo hebben de regenten met een- parichheyt geresolveert hun het tweede versouck oock toe te staan en dat te meer alsoo wy sulck een extra ordineere siecke moeder in ons huis niet wel conden derven, daervan de regenten in de twee en twintich jaeren trouwen dienst hebben genooten met groote ruste en vreede en profyt voort gasthuys". Onder deze notulen vinden wij geschreven: „Dit ist merck ttt# van Eransientje de bodt". Het paar trouwde 22 Maart 1668 en kwam in het Gasthuis in wonen. Maar reeds in Januari 1671 zegde Eransyntje den Eegenten den dienst op; en onder de benoeming van haar op volgster Maeyke Heyndricks lezen wij in de notulenzal echter niet mogen trouwen en met haar man in het Gasthuis inwonen. De Eegenten waren inmiddels een ervaring rijker geworden. En deze ervaring, in de notulen vast gelegd, kwam te pas. Euitn een eeuw later, omstreeks 1800, was het gesticht we derom in het bezit van zoo een onmisbare ziekenmoeder, deze maal Dina van Twingen geheeten. Ieder jaar, wanneer Dina continuatie van dienst moest vragen, werd haar deze gegeven met betuigingen van groote tevredenheid over haar werk. Her haaldelijk kreeg zij verhooging van loon of extra toelagen. Maar in 1803 vroeg zij een hulp bij haar werk, een inwonende assistente in de huishouding, en beval daarvoor zelf met aandrang een vriendin van haar aan, Elisabeth Le Grand. Ook dit werd goed gevonden. Maar reeds in 1805 moest de Eegent Steengracht in de ver gadering gewagen van verregaande oneenigheden tusschen de beide vriendinnen; en eenige dagen later kwam het verzoek van den binnenvader Paulus van der Meer, om te mogen trouwen met Elisabeth Le Grand en met haar in het gesticht te mogen in wonen. Nu echter werd dit geweigerd; de beide gelieven vertrokken en Dina van Twingen behield het terrein. Groote onzekerheid bestond er ook steeds bij het beantwoorden der vraag of een zieke al of niet moest worden opgenomen. Toch bestond hiervoor, zooals wij reeds eerder schreven, van

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1916 | | pagina 236