195
dikwijls menschen „met de vuylle pocken, crawagie en andere
onreinichheden" zijn aangetast, deze naar het pesthuis te ver
wijzen.
Waar de Gasthuis-chirurgijns en doktoren dus zoo dikwijls en
juist in ernstige gevallen hul]) van anderen moesten inroepen,
was het wel begrijpelijk dat dit eenigen invloed had op de waar
deering van de notabelen.
En dikwijls lijkt het ons dan ook alsof er maar een beetje
werd rondgesprongen met de belangen der geneeskundigen.
In 1681 overleed de chirurgijn Johannis Verbrtjgge, waarop
de Regenten aan het stadsbestuur verzochten, wegens de ver
mindering der inkomsten tengevolge der lage renten, geen op
volger te willen benoemen maar het getal der chirurgijns op drie
te willen laten. Git deden Burgemeesters en Raad echter niet;
zij benoemden wel een vierde, maar zonder tractement.
Vreemd genoeg nam de benoemde, Joannis Berckjian, hier
mede genoegenin de hoop dat het bedanken of sterven van een
der anderen hem in het genot van salaris zou brengen.
Dit viel echter niet mee, want in 1692 klaagde hij aan de
Regenten: „dat tot syn ongeluck in den tyt van thien jaeren
geen veranderinge is gevallen en dat het gasthuys door syn dienst
heeft geprofiteert duysent guldens".
De Regenten doen hem dan „een vereeringe" van honderd
guldenzonder consequentie natuurlijk. Tractement zou hij echter
nooit meer krijgen, want in de Regentenvergadering van Maart
1693 vertoonde Michiel Pille zijn aanstelling als vierde chi
rurgijn in de plaats van Joannis Berckjian „over eenige daeghen
gestorven". Laat ons hopen niet van honger
Met de dokters ging het onderwijl niet anders.
In 1682 stierf de „medecinnen docter" Johan Lippens. De
Regentenblijkbaar bekoord door de slimme uitvinding van het
stadsbestuur, vroegen nu zelf om zijn opvolger te benoemen al
leen met het „expectatyff" van het tractement van Dr. Trezel,
den anderen in dienst zijnden geneesheer.
Aldus geschiedde, en de benoemde, Dr. Petrus Moris, vond
het ook weer goedmaar vroeg alleen dat dit expectatief zou
worden genotuleerd.