197 roertje in het Gasthuis toen er 35 zieken uit het gevangenhuis in het Gasthuis werden gebracht. Blijkbaar heerschte er een besmettelijke ziekte in het gevangen huis, daar ook „de cepier en syne dienaers mede sieck laegen". Op verzoek van de admiraliteit stonden de Regenten toe dat deze 35 zieken ook in het Gasthuis zouden worden behandeld door den dokter en den chirurgijn der admiraliteit. Daarover brak onder de Gasthuis-geneeskundigen een storm van verontwaardiging los. Zij liepen dadelijk, met voorbijgaan van de Regenten, naar de Burgemeesters op het stadhuis. Eerst kregen zij daar gelijk, maar later deed een protest der Regenten de beslissing weer naar den anderen kant draaien. Ook nu verloren de geneeskundigen, ondanks al hun verzet, den strijd en moesten zij zich de scherpe vermaningen der Re genten laten welgevallen. Zooals later zal blijken heeft het tot in den aanvang der 19d' eeuw geduurd, vóór de geneeskundigen in staat waren aan de besturen meerderen eerbied voor hun positie af te dwingen. Dit vielen dat was zeker geen toevalsamen met een nieuwen opbloei der geneeskundige wetenschap. Dat de kennis der geneesheeren in de 18de eeuw ook werkelijk nog maar heel vaag was, daarvan leggen de lootjesboeken getui genis af. Uit die lootjesboeken blijkt dat, veel meer dan in de tegen woordige dagende patiënten uit alle oorden kwamenniet alleen door ons heele land, maar ook van ver daarbuiten. Zeker wel een gevolg ook van de scheepvaart. Zoo waren er in de maand Januari van 1700 van de 21 zieken slechts 4 uit Middelburg. De overigen kwamen o. a. uit „Os- sendrecht, Goes, Ieperen, Amsterdam, Veere, Rotterdam, Har- linge, Vrieslant, Coppenliage, Poperinge, Armuyden, Roosen- daele en Hulst". In 1710 waren er van de 38 zieken in de maand Januari weer 4 uit Middelburg; van de overigen weer sommige uit En geland, iVoorwegen, de Paltz en België. In 1740 in diezelfde maand uit: „Southemsen, Koninckx- bergen, Basele, Stockholm en Hamburgh".

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1916 | | pagina 243