199 mende van hun kamerschip Woestduynonder welke er ver- scheyden bevonden werden die zeer brandige en aansteekende ziektens hadden, waarvan de droevige gevolgen hebben geweest dat door de besmettingen de volgende persoonen in dezen huyzen zijn komen te overlijden als den 10 Febr. 1770 Michael Bremer, oppasser als den 16 Febr. 1770 Pieter Ernste, knegt als den 16 Febr. 1770 Johanna Cappellen, dienstmeyt als den 18 Febr. 1770 Johanna van Hoeke, ziekemoeder als den 19 Febr. 1770 Valbntyn Kamelaar, oppasser als den 5 Maart 1770 Frans Brustyn, oppasser als den 6 Maart 1770 de vrouw van binnenvader Lathouwer en den 21 April 1770 Philippus llouw, dokter van het gast- huys". Wij kunnen er natuurlijk slechts naar raden welke infectie ziekte hier zoo gruwelijk huis hield, maar wij mogen wel met dankbaarheid denken aan de schoone vruchten der Bacteriologie, en de zegen welke daaruit voortkwam, niet alleen voor hen die thans in de ziekenhuizen werkzaam zijn, maar ook voor de zieken zelf. Want hoe zal de verpleging dier 37 ongelukkige matrozen en van alle andere zieken in het gesticht zijn geweest, toen van het personeel zelf de een na den ander ziek werd en weldra het leven moest laten! Ongetwijfeld zullen het voor de cellebroers drukke dagen zijn geweest, want op hen rustte de taak de zieken te halen en te brengen en de begrafenis der lijken te bezorgen. Uit de stadsrekeningen blijkt reeds in 1473 van het bestaan der „scellebruers". Zij woonden toen blijkbaar in een klooster, kregen althans in dat jaar geld voor een „schaliedak". Dat de orde dus in de 16d' eeuw in Antwerpen zou zijn ontstaan, zooals wel wordt beschreven, kan niet juist zijn. Hiermee zou trouwens ook moeilijk te rijmen zijn dat Paus Sixtus de vierde de orde bekrachtigde, daar deze Paus in 1484 overleed. Waarschijnlijk is deze kloosterorde tijdens de pestepidemien er toe gekomen, zich in het bijzonder verdienstelijk te maken met het vervoeren der zieken en het begraven der lijken. Van cellezusters vinden wij in Middelburg niets; of het moest

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1916 | | pagina 245