219
Welk een verschil met den snellen wederopbloei van het Gast
huis na de schokken der hervorming, van het beleg, de pest
epidemie en den veldtocht van Maurits!
Gedreven door eigen inzicht en telkens door het stadsbestuur
daarin gestijfd, hadden de Regenten maar één ideaal: bezuinigen
en nogmaals bezuinigen.
Naast dit ideaal zonken de belangen der verpleegden in het
niet.
Zelfs den vorm trachtte men weldra niet meer te redden, wat
ons te pijnlijker treft van mannen die onder elkaar de vormen
zoo hoog hielden en wier notulenvol Eransche woordentelkens
getuigden van de elkaar huldigende toespraken en de „gracieuze"
antwoorden daarop, welke nimmer op zich lieten wachten.
Maar de verpleegden heetten in diezelfde notulen steeds„de
subjecten, de individus, de sujetten, de voorwerpen". Eerst
tegen 1850 ging men meer spreken van de „gealimenteerdens".
De geldnood was werkelijk zéér groot; zéé groot dat men,
de notulen lezende, eer zou meenen te doen te hebben met de
mededeelingen van een zakenman die op alle manieren zijn failliet
tracht te verschuiven, dan met die van een gesticht van alge
meen nut.
In 1815 vroeg de ontvanger der directe belastingen het ver
schuldigde over 1814 en den eersten termijn van 1815, maar
de Regenten moesten uitstel vragen onder verwijzing naar nog
niet ontvangen inkomsten.
Wegens wanbetaling der armbesturen besloten de Regenten op
2 April 1816, geen „sujetten" meer op te nemen vóór het ach
terstallige zou zijn aangezuiverd.
Op 15 Juni 1816 bleek dat alle leveranciers te samen wei
gerden verder aan het Gasthuis te leveren wegens de schulden;
en 6 Juli daarop waren zij nog even weigerachtig.
Daarop besloten de Regenten alle zieken der armbesturen nog
diezelfde week uit het Gasthuis te ontslaan.
Nu kwam het stadsbestuur echter tussehen beide, maar reeds
12 October daarop was het weer hetzelfde liedje.
Den 18den November 1817 besloten de Regenten opnieuw7 het
Gasthuis met ingang van 26 November te zullen sluiten, indien