220 de diaconieën niet uiterlijk den 25sten hadden betaald. Wat déze laatste deden, althans ten deele. Onderwijl was aan de Regenten machtiging verleend nalatige pachters gerechtelijk te vervolgen, waardoor de inkomsten weer iets verbeterden. Een weinig hoop bouwde het bestuur ook nog „op de pre- tensien op de Fransche kroon"welke daarop berustten „dat door den Prefect in 1814 bij het weggaan der Franschen van het eiland de fondsen aanwezig bij den Ontvanger-Generaal der Pro vincie tot op een gering saldo waren geabsorbeerd". Maar de financier die in dezen de belangen van het bestuur op zich nam, sprak weinig bemoedigend over de kansen. Vraagt men nu, waarop werd er bezuinigd? dan moet daarop het antwoord luiden, ja waarop niet! Den 4den November 1823 nam het stadsbestuur in overleg met de Regenten het besluit de arm-praktijk in de stad, in de gestichten en in het huis van gyzeling op te dragen aan één geneesheer. De drie toen in dienst zijnde doktoren kregen hiervan bericht dat, stond er bij, tevens moest dienen tot bewijs van „honorabel ontslag". Sprong men hier gemakkelijk om met de belangen der genees- heeren, welnu dit was een oud gebruik; maar opmerkelijk was het wel, dat niemand zich verzette tegen den slag daarmede aan de belangen der zieken en verpleegden toegebracht. In 1838 overleed de chirurgijn Lahli; de Raad machtigde de Regenten tot het oproepen van een „hulp-heelkundige" op een jaarwedde van 125 gulden. Sinds 1823 begon men, uit zuinigheid, de geneesmiddelen aan te besteden onder de apothekers in de stad. De inzending der monsters moest geschieden onder een spreuk. De motto's waren zeer wel gekozen: Doet wel en ziet niet om; Tot herstelling der zieken; Die den laatsten droppel uit de kan wilt krygen, krygt het deksel op den neus; Rvk is de natuur in de soorten en by soorten van geneesmiddelen; Voor de eerste reis dus voor een lagen prys. In 1826 waren de spreuken echter al zeer ingekrompen: Ge-

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1916 | | pagina 266