'230 vloeren, bedsteden in de wanden met gordijnen er voor, te weinig en dan nog slecht ingerichte privaten, onvoldoende luehtverver- sching, slechte verlichting, de verpleging van besmettelijke ziekten midden in het gebouw, de afwezigheid van een operatiekamer en de aanwezigheid van wandluizen. In het voorloopig antwoord der Regenten werd den heeren dank gebracht „uit naam der lijdende menschheid", en werd meegedeeld dat de zaak commissoriaal zou worden gemaakt. In die commissie kreeg Dr. Fokker zitting. De slag, het oude gebouw toegebracht, was zwaar geweest, echter niet doodelijk. De Commissie werkte een plan uit voor een nieuw ziekenhuis de Itaad maakte een plan voor verbetering van het oude gesticht, maar in Juni 1850 werd de zaak voorloopig ter zijde gesteld „wegens de tijdsomstandigheden". Er werden echter wel eenige verbeteringen aangebracht in het huisraad en de verplegingsartikelen. Zoo stond, of juister lag, de zaak toen in 1855 een geschrift uitkwam van Dr. J. C. de Man „Het verschijnen en de ver spreiding der variolae te Middelburg in 1855". In dit geschrift, een meesterstukje van strijdkunst, vol felle scherpte verborgen onder den vorm van de vriendelijkste gemoe delijkheid, werd verteld hoe 10 December 1854 een schippers knecht in het Gasthuis werd gebracht, en daar, na tien dagen, aan pokken bezweek. Weldra kregen andere patiënten in het gesticht eveneens pokken. Daar het zeer hard vroor moest de kachel op de zaal dier zieken worden verbeterd. De smid en zijn knecht, die dit werk verrichtten, kregen pokken. Eenmaal buiten het gesticht vond de ziekte haar weg in de stad, en zelfs nog verder, het eiland in. De beschrijving dezer waarlijk beschamende geschiedenis sloeg diep in. Ditmaal had de Man aan het oude gebouw den doo- delijken slag toegebracht. Wat de theoretische beschouwing niet had kunnen doen, werd door de practische ervaring bereikt. De publieke opinie was overtuigd; een rijk familiefonds bood

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1916 | | pagina 276