17 tot duinen geworden, en ook ten deele in de zee gespoeld" Voorts had men om hun tegemoet te komen in de schade, welke zij sinds 1672 door de inkwartiering van troepen hadden geleden 2), aan de pachters van de kerkelanden een derde van de verschul digde huursommen moeten kwijtschelden. Bij zulk een vermin dering van inkomsten, waarop de belastingen insgelijks nog hun zwaren druk legdenwas men onmachtig om „de verachterde interessen laat staan de opgelichte kapitalen te betalen", die men had moeten opnemen „eerstelijk tot den bouw van de kerke te Cadzand ten jare 1611 en 1642, en ten andere tot het bouwen van de kerke van Zuidzande 3) als tot noodig onderhoud en reparatie van dezelve". Immers tegenover een schuld van 2-716 pond 13 schellingen en 4 grooten aan kapitaal en 296 pond 13 schellingen en 4 grooten aan verloopen interessen stond als zuiver provenu van de gezamenlijke kerkelanden slechts een bedrag van 96 pond, „zoodat de jaarlijksche interessen verre kwamen te absorbeeren de inkomsten van al de landen, die de kerke bezat en dewelke voor de voorschreven sommen waren geaffecteerd". In deze dringenden noodwant de crediteuren eischten voldoening „van hun achterstallige kapitalen en interessen"had het Vrije zich tot het kapittel van Sint Baafs gewend, in zijn hoedanig heid van „tiendheffer en patroon", met een verzoek om subsidie, „met betuiging dat anders de kerke en derzelver effecten door proces- en decreetkosten op niet zouden worden gebracht", en toen de heeren van het kapittel op het verzoek niet ingingen had het Vrije aangeboden „hun te willen opdragen alle de lande rijen en effecten der kerke, onder beding dat zij tot hun last zouden nemen de betaling der crediteuren en de noodige reparatiën derzelve met hetgeen daaraan dependeerde", doch dit aanbod was 1) Waarschijnlijk het zoogenaamde Kerkepoldertje. biet lag tegen den Zwinmond aan vlak vóór den tegeuwoordigen westelijken hoek van de Cadzandsehe Watering waarin thans de hofstede van den landbouwer P. Brevet staat. Bij het verhoogen van den zeedijk aldaar in 1717 werd er de dijkspecie uit geput (Request Watering aan Staten-Generaal 12 April 1727), in 1720 werden de A gemeten, die het toen nog bevatte, door de zee verzwolgen (als voren aan als voren 12 April 1722). 2) Gedurende den oorlog met Frankrijk 16721678. 3) In 1659 zie Jansen en van Dale, Bijdragen 111 blz. 209 vgl. Archief 1916 2

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1916 | | pagina 63