21
gevestigd, maar, vervolgen zij, „hetzelve geschieden is met ri-
geur en zoo zij zeggen in spijt van die het lief of leed is",
(lok strekte dat gedoente van de Mennonieten, huns inziens,
„zonderlinge in vilipendentie en nadeel van de Gereformeerde
religie" in de Groede, vooral in de tegenwoordige tijdsomstan
digheden nu ten gevolge van de „ruïne van Vlaanderen vele
arme,, onnoözele menschen" dagelijks van' daar kwamen vluchten
en zich in de Groede nedersloegenwant het stond te vreezen
dat zijdeels „onder den dekmantel van hare caritate" deels door
hun „schijnheiligheid", vele van deze vluchtelingen zouden „ver
leiden". Om te zwijgen nog van „de groote oneenigheden"
welke in de Groede zouden oprijzen, „zoo in de onwilligheden
van de wachten te doen, vermits de Mennonisten door hetgene
voorschreven stonden toe te nemen en niet wilden waken, als
anderszins". Altemaal zoovele redenen, zoo besloten zij hun
schrijven, om er hunnerzijds bij het Vrije ernstig op aan te
dringendat „de publieke dienst en vermaninge der Mennonisten
in de Groede met alle mogelijk middel mocht worden verhinderd
en tegengegaan" 1).
De heeren van het Vrije, door wie het request van de Groedsche
autoriteiten onmiddellijk werd doorgezonden aan de Staten-Gene-
raal, voegden daar een brief bij, waarin zij hun volkomen in
stemming betuigden met het gevoelen van de Groedenaren, en
ook van hun kant aan hun Hoog Mogenden het verzoek richtten,
„dat het voornemen der Mennonisten in de Groede mocht worden
tegengegaan en belet" 2).
De bezwaren, door die van Groede en het Vrije tegen het plan
van de Doopsgezinden ingebracht, hadden ten gevolge dat de
Staten-Generaal bij besluit van 22 Januari 1617 bepaalden, „dat
aan de voorzeide Mennonisten in den naam en van wege hun
Hoog Mogenden zou worden geinterdiceerd en geinsinueerddat
zij haar zouden onthouden van te doen eenige hare vermaninge of
anderen hunnen godsdienst in het huis bij haar gekochtof daar-
1) Request hoofdmannen en kerkeraad van Groede aan het Vrije, door dit laatste
college bij brief van 15 Januari 1647 overgezonden aan de Staten-Generaal.
2) Brief Vrije aan Staten-Generaal 15 Januari 1647.