23
gaans mochten blijven aan den eenen kant of den anderen van
den voorzeiden dorpe van de Groede" t). Naar aanleiding van
dit verzoek beslisten de Staten-Generaal op dien eigen dag, „dat
dezelve Mennonisten haar zouden hebben te onthouden van de
exercitie van hare religie te plegen in de voorzeide huizinge of
elders aan, bij of omtrent den meergenoemden dorpe van de
Groede, maar de voorzeide exercitie van hunne religie bij provisie
continueeren tot Nieuwvliet ter tijd en wijle toe dat haar Hoog-
Mogenden gedeputeerden, gaande naar Vlaanderen tot het ver
nieuwen van de magistraten in het kwartier van Sluis naar ouder
gewoonte, aldaar zoude zijn aangekomen en, partijen wederzijds
op het voornoemde stuk gehoord, vervolgens een plaatse tot de
bijeenkomste der Mennonisten buiten het voornoemde dorp in
den naam en van wege haar Hoog Mogenden zouden hebben
geordonneerd en aangewezen" 2).
Eindelijk werd de zaak bij besluit van de Staten-Generaal van
18 November 1647 voor goed beslist. „Zijnde ter vergaderinge
gelezen (zoo staat daarin aangeteekend) zekere requeste aan haar
Hoog Mogenden gepresenteerd uit den naam en van wege de
Mennonistische gemeente van Cadzand, Nieuwvliet, Groede, Bres-
keus, Oostburg etc. is goedgevonden en verstaan mits dezen te
verklarendat de supplianten met hare vergaderingen en exercitie
van hare religie zullen hebben té verblijven in Nieuwvliet voor
noemd ter plaatse, hun aldaar door haar Hoog Mogenden gede
puteerde jongst in Vlaanderen geweest zijnde op de vernieuwinge
van den magistraat aangewezen. En zullen zij supplianten aldaar
eenige kleine gelegenheid tot haar gerief en commoditeit mogen
koopen of van nieuws optimmeren, waartoe voor hen acte in
debita forma zal worden gedepêcheerdmet last en bevel op den
baljuw en magistraat van Nieuwvliet, dat zij zulks zullen hebben
te gedoogen en te gehengen zonder de supplianten dies aangaande
voorts eenigszins te molesteeren of hinderlijk te zijn".
In April 1655 kochten de Nieuwvlietsche Doopsgezinden van
den ambachtsheer van de plaats, een lid van de familie Adornis
1) Resol. Staten-Generaal 25 Juli 1647.
2) AIb voren.