25 voortwoekering van het kwaad te stuiten. Weliswaar ontveinsde hij zich niet dat het moeilijk zou vallen de oudere Doopsgezinden van de dwalingen huns wegs te bekeeren, doch klaarblijkelijk wilde hij ook liever defensief te werk gaan en tegelijk het net uitgeworpen zien onder hen, die in hun overtuiging minder vast stonden. „Ik weet wel (dus spreekt hij), dat de oude en geva- lueerde Mennisten niet wel zijn te winnen, maar het is ook zeker dat zij der vele lichtelijk kunnen verleiden en tot hare dwalingen trekken bijzonderlijk vele geringe en onwetende menschendie geen geoefende zinnen en hebben en die om den zwaren kerk gang noch naar de Groede noch naar Cadzand en gaan, velen een ure gaans en sommige meer van dezelve af wonende, en bijzonderlijk die onwetende menschen, die met groote menigten uit de westkwartieren van Vlaanderen t) jaarlijks en doorgaans overkomenwelke de stoffe zij u door dewelke zij haar vergade- ringe continueeren en vermeerderen". Gelijk bekend is verkreeg in 1659 inderdaad de oprichtingi. van een afzonderlijke Gereformeerde gemeente met een eigen pre dikant op Nieuwvliet haar beslag 2), maar onzeker is het of de verwachtingendoor Dobbelaer daarvan gekoesterdverwezen lijkt zijn, en of de predikanten in het streven om den aanwas der Doopsgezinden te stuiten gelukkiger zijn geweest dan de catechiseermeesters en ziekentroosters, die de classis van Wal cheren sedert 1636 herhaaldelijk naar Staats-Vlaanderen heeft uitgezonden om de „gemeene luiden aldaar in de zuivere waar heid tegen de Wederdoopers op te scherpen" en „de lieden uit (Belgisch) Vlaanderen komende aan te spreken en te zoeken hen van de Wederdoopers afkeerig te maken en op den weg der zaligheid te brengen" 3). Dit staat vast dat de Doopsgezinde gemeente van Nieuwvliet vooreerst niet onderging maar nog langen tijd heeft voortbestaan. 1) Bedoeld zijn de uit Belgisch Vlaanderen telken jare overkomende werk lieden die in het voorjaarsseizoen en den oogsttijd bij de landbouwwerkzaamheden kwamen helpen zooals tot omstreeks 1830 hier te lande plaats had. 2) Janssen en Van Dale, Bijdragen III blz. 239. 3) Doopsgezinde Bijdragen 1883 blz. 105 106.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1916 | | pagina 71