27 genoemde jaar zekere Abraham de Koker, die tot dusver hare goederen had beheerd, het tijdelijke zegende, bleven er maar drie leden meer over: een oude vrouw onder Nieuwvliet zelf, een Abraham de Koker, die onder de Groede woonde, en een Abraham Beheijdt, die al eenige jaren vroeger naar Aarden burg was verhuisd. Na het overlijden van den administrateur de Koker sloegen baljuw, burgemeester en schepenen van de heerlijkheid de bezittingen en papieren der gemeente bij voorraad aan, opdat zij „niet in het ongereede zouden geraken tot tijd en wijle zich iemand van dezelve sociëteit mocht opdoen tot het weder aanvaarden van dezelve administratie" t). Uit een bij die gelegenheid door den griffier van Nieuwvliet opgemaakten inventaris vernemen wij dat de bezittingen der gemeente be stonden in het vermaanhuis met de 2 gemeten weiland daar het op stond, ruim 8 gemeten onder de Groede gelegen en aan de diaconie toekomende, benevens een paar uitstaande schuldvor deringen tot een gezamenlijk bedrag van ruim 54 pond 2). Daags voor dat die inventarisatie plaats had, op 18 December 1777 was er tussclien bovengenoemde Abraham Beheijdt en Abraham de Koker, als vertegenwoordigers van de Doopsgezinde gemeente van Nieuwvliet, een overeenkomst aangegaan met de vertegenwoordigers van die van Aardenburg, waarbij aan deze laatste werden afgestaan en overgedragen al de baten, goederen, schulden en lasten van haar Nieuwvlietsche zuster 3). Op voorstel van baljuw, burgemeester en schepenen van Nieuwvliet, die tegen deze schikking op zichzelf geen bedenking hadden doch het wen- schelijk achttendat die goederen altijd afgescheiden zouden blijven van die van eenige andere Doopsgezinde gemeente, wijl het niet ondenkbaar was dat de gemeente ten hunnent weder herleefde 4), besloten de Staten-Generaal op 27 April 1779 het beheer over 1) Brief magistraat Nieuwvliet aan Staten-Generaal 27 Mei 177S. 2) Deze inventaris, opgemaakt op 19 Dec. 1777, is bij den hiervoor vermelden brief van den magistraat overgelegd als bijlage. 3) De overeenkomst is ingelascht in de resolutie der Staten-Generaal van 27 April 1779. 4) Brief magistraat Nieuwvliet aan Staten-Generaal 27 Mei 1778.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1916 | | pagina 73