Ill
De gewone vergaderingen hadden geregeld plaats en wer
den bijgewoond door ten hoogste 36 en ten laagste 13gemiddeld
23 toehoorders; ten vorigen jare waren die cijfers 36, 10 en 23.
In de Octobervergadering hadden de gebruikelijke mededeelin-
gen omtrent ingekomen stukken en voorwerpen plaats en bracht
de Voorzitter, de heer Mr. H. J. Dijckmeester, uitvoerig verslag
uit over de ingekomen boekwerkenin het bijzonder stond spreker
stil bij het 7e deel van de Algemeene geschiedenis van Nederland,
waarin behandeld wordt de vestiging van het Koninkrijk 1813
1815 en waaruit blijkt, dat de vereeniging van Nederland met
België hoofdzakelijk het werk van Engeland is geweest buiten de
naast-belanghebbende naties om.
In de Novembervergadering werd de spreekbeurt waargenomen
door Mej. Mr. A. Bolle met eene lezing over Westenschouwen.
In December had de heer H. C. Ghijsen tot onderwerp ge
kozen De ontwikkelingsgang van het electriseh gloeilicht en zijn
invloed op industrie van Zeeland.
De bijeenkomst van Januari was gewijd aan eene voordracht
van den heer W. L. Ghijsen over de aantasting van houten
zeeweringen door zeedieren, in het bijzonder door den teredo.
In Februari trad de heer Dr. G. van Hasselt op met eene
studie over de onderzoekingen uit de 19e eeuw naar de grond
slagen der meetkunde.
In Maart werd de reeks spreekbeurten besloten door den heer
E. P. Zandijk met eene lezing over de poëzie van Dr. Edward
Young.
In al deze vergaderingen werden de ingekomen boekwerken
door den Voorzitter besproken.
Het personeel der conservatoren onderging geene ver
andering en blijft derhalve samengesteld als volgt:
Zelandia Illustrata: de heer Dr. K. Heeringa.
Penningen en Munten: Mej. M. G. A. de Man.
Geschiedkundige voorwerpen en zeldzaamhedende heer J. A.
Frederiks.
Fossilia (alle in den grond of het water gevonden voorwerpen
de zoogenaamde steenenkamer): de heer J. A. Frederiks.