34
het oude meer was te gebruiken" Als naar gewoonte wonnen
de Staten-Generaal op dit request inlichtingen in bij den Raad van
State 2), en deze, die kort te voren ook al een brief had ontvangen
van het Vrije ten gunste van de Retranchementenaren 3), be
richtte dat aan hem „een geruimen tijd geleden mede al gelijk
verzoek was gedaan geweest, ook de oudheid en ondeugendheid
(van het lokaal) aan zijn gecommitteerden ter plaatse aangewezen
was, die des ook zoo bevonden en gerapporteerd hadden, maar
dat men tot vernieuwinge van 's lands wege niet had kunnen
treden bij mangel van middelen daartoe". Het beste ware het
zijns inziens aan de requestranten verlof te geven om overal in
de Nederlanden of voor het minst in de steden en plaatsen onder
de Generaliteit hoorende een collecte te houden, daarin (meende
de Raad) kon ook van 's lands wege wat worden bijgedragen,
en verder zou dan overlegd kunnen worden hoever men met de
ingezamelde gelden kon toekomen, om dan „voorts te zien heur
met eenig subsidie te helpen", terwijl die van het Vrije, „die
het mede recommandeerden, uit hunne middelen ook mede de
hand behoorden te bieden en het hunne bij te brengen"
Het gevolg van het een en ander was, dat de Staten-Generaal
de zaak geheel ter afdoening overlieten aan den Raad van State5)
die in September van datzelfde jaar 1651 aan zijn afgevaardigden
naar Vlaanderen opdroeg zich te vergewissen „of niet eenige
barakken hiertoe zouden kunnen gebruikt worden, en zoo niet,
te informeeren wat een klein kerksken zoude kosten en wat die
van het Vrije en Cadzand daartoe zouden willen geven" 6). Het
rapport, door de afgevaardigden uitgebracht, bevestigde weer eens
te meer hoe jammerlijk het met het Retranchementsche kerklokaal
was gesteld 7), en dies besloot de Raad in Maart 1652 het houden
1) Resol. Raad van State 13 Juli 1651.
2) Ala voren.
3) Als voren.
4) Resol. Staten-Generaal 18 Juli 1651.
5) Als voren.
6) Resol. Raad van State 8 Sept. 1651.
7) Resol. Raad van State 1 Maart 1652.