39 sedert bekend als Tweede gedeelte van den Generalen Prins W illem in 1651 drooggelegd, Spoedig daarop vestigden zich op den beverschten bodem de eerste bewoners van de nieuwe parochie of, juister uitgedrukt, van hetgeen eerlang de nieuwe parochie zou worden. In Maart 1655 maakten zij bereids een vrij aanzienlijk getal uit. Zij moesten destijds nog bij gebreke van een eigen predikant en kerk in de naburige plaatsen ter godsdienstoefening gaan. Op den duur werd dat te lastig en daarom wendden zij zich tot de heeren van het Yrije en de classis Walcheren om door hunne voorspraak van de Staten-Generaal de aanstelling van een predi kant te verwerven. Het Vrije gaf aan hun wensch gehoor en schreef op 6 Maart 1655 aan de heeren in Den Haag als volgt: „Ilooge en Mogende Heeren. De gemeene ingezetenen van de dijkage van Prins Willempolder van ouds Schoondijke hebben aan ons vertoond, dat zij zich aldaar reeds bevinden in getale van omtrent 70 huisgezinnen, wonende zoo binnen als buiten het dorp in den ring der voorzeide dijkage, waarvan dat aireede ettelijke lidmaten der gemeente Jesu Christi zijn, doende professie van de Gereformeerde religie wel tot het getal van 30 of 40 verhopende dat de nombre nog dagelijks zoude aanwassen indien zij aldaar ter plaatse hadden de oefeninge van den openbaren godsdienst, hebbende zij zich tot nog toe moeten dienen van de naastgelegen plaatsen als IJzendijke, Oostburg, Groede en Breskens, waarvan de naaste plaatse meer als een uur afgelegen is, alwaar zij tot het gehoor van Gods heilig Woord gaan, hetwelk hun en bijzonder hunlieder vrouwen en kinderen zeer bezwaarlijk en bij wintertijd onmogelijk is om de verte en ongelegenheid van de slijkerige wegen als zijnde in dat kwartier al kleilanden verzochten daarom en om verscheidene andere redenenbij de voorzeide hunlieder requeste in het lange gededuceerdaan ons hun wettige magistraten favorabele brieven van recommandatie aan Uwe Hoog Mogenden, teneinde dezelve mochten bekomen een predikant tot dienste van de gemeente van hetzelve dorp". Het Vrije verzocht derhalve dat Schoondijke mocht worden voor zien van „een ordinaris predikant, en tot dien einde voor dengene die aldaar zoude mogen beroepen worden, vast te stellen de be-

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1916 | | pagina 85