42
van voorschrijven aan Uw Hoog Mogenden opdat U believen
zoude „hen te subsidieeren met middelen tot het bouwen van een
nieuwe kerk alsmede een woning voor den predikant en voorzanger,
aangezien dezelve parochie gansch onvoorzien is van middelen"
De classis Walcheren liet zich deze reis almede niet onbetuigd
maar vaardigde ten gevalle van de jeugdige gemeente twee van
haar leden, onder welke Ds. de Kousemaker zelf, af naar Den
Haag, die van harentwege en tevens uit naam van den Schoon-
dijkschen kerkeraad aan de Staten-Generaal verzochten „dat zij
zouden gelieven te doen opbouwen een kerke met een huis voor
der predikant en schoolmeester in Schoondijke, anders genaamd
Prins Willempolder in Vlaanderenalzoo in dezelve (zeggen zij)
aireede zijn over de 90 lidmaten en omtrent de 300 toehoorders
gewoonlijkdie allen genoodzaakt zijn hunnen godsdienst te doen
tegenwoordig in een herberge, zoodat velen van dezelve gemeente
genoodzaakt zijn onder den blauwen hemel te staan, en toekomenden
zomer in een schuur zal moeten gedaan wordenin dewelke niet
langer zullen vermogen te continueeren als tot den oogst, zoodat
zij niet weten waar zij den godsdienst na het expireeren van den
zomer alsdan zullen doen", weshalve (met deze woorden onge
veer besluiten Kousemaker en zijn medeafgevaardigde hun request)
zij verzoekers zich tot hun Hoog Mogenden wendden hen „reve-
rentelijk verzoekende de opbouwinge van de voorzeide kerke,
predikants- en schoolhuis op het spoedigste te bevorderen ter
eere Gods, tot dienst van Gods kerke en voortplanting van de
ware Gereformeerde religie" 2).
Het request van de classicale afgevaardigden verdient de aan
dacht niet alleen omdat zij in de aangehaalde zinsneden eenige
bijzonderheden mededeelen, waar de brief van het Vrije geen
gewag van doetmaar evenzeer omdat zijtot steun van hun
bewering dat er „genoeg middelen tot opbouw van de voorzeide
kerke" waren, er tegelijkertijd een lijst bij overlegden van al de
landen, die aan de voormalige kerk van Schoondijke, den Armen,
1) Brief Vrije aan Staten-Generaal 22 Febr. 1656.
2) Request van Kousemaker c. s. aan Staten-Generaal 7 Maart 1656.