GEDENKSCHRIFTEN VAN A DIE A AN VAN
BORSSELE VAN DER HOOGHE, HEER VAN
GELDERMALSEN,
medegedeeld door
Dr. K. H BERING A.
In het Archief van het Zeeuwsch Genootschap der Weten
schappen, jaargang 1908, heeft Mr. R. Bruin gehandeld over
den oorsprong der familie Van Borssele van der Hooghe, naar
aanleiding van hetgeen hij bij de beschrijving der charters en
papieren, afkomstig van .Jhr. A. W. van Borssele (bijlage
tot zijn jaarverslag over 1905), had ontdekt. In den volgenden
jaargang van het Archief treft men eene Nalezing aanwaar
mede het onderwerp in hoofdzaak als afgedaan kan worden be
schouwd. De mogelijkheid openlatende, dat de familie Van der
Hooghe inderdaad uit die van Van Borssele gesproten is, staat
toch vast, dat het bewijs niet geleverd is en dat afkeurenswaardige
middelen gebruikt zijn om daarin te voorzien.
In het voorjaar van 1916 mocht het Rijksarchief in Zeeland
van den heer Nairac, den erfgenaam der Van Borssele's, eene
tweede collectie ontvangen, welke de eerste aanvult. De conclusie
van het onderzoek van Mr. Fruin wordt door den inhoud van
deze bescheiden bevestigd, terwijl zij bovendien eenig licht werpen
op den vermoedelijken eersten verdediger van de verwantschap
der Van der Hooghe's met de Van Borssele's.
Mr. Bruin noemt (t. a. p. bl. 2) enkele data, waarop de aan
spraak werd gemaakt, 1657 en 1668. In de Nalezing wordt
gewezen op een document, waaruit blijkt, dat in 1624 geene
familie Van der Hooghe of Van Borssele van der Hooghe als