n beschouwd vooi het werk, dat hem eenige jaren later wachtte, toen hij geroepen werd, als „Agent van de Nationale Opvoeding" de eerste algemeene schoolwet te ontwerpen voor de Bataafsche Republiek. Gedurende zijn Agentschap is het hem ongetwijfeld van groot nut geweest, dat hij in Zeelands hoofdstad van nabij de fouten had leeren kennen, waarvan ons onderwijs moest wor den gezuiverd. Al spoedig vond hij gelegenheid, de hand aan den ploeg te slaan. Den 7en November 1795 werd in de Municipaliteits-vergade- ring mededeeling gedaan van een request, ingezonden door het Departement Middelburg van de Maatschappij „Tot Nut van 't Algemeen", behelzende een uitnoodiging „tot het nemen van gepaste maatregelen ter verbetering van het Schoolwezenbinnen deeze Stad en het invoeren der schoolboekjes door de Maatschappij tot nut van 't alge meen uitgegeven; hebbende tot bijlagen twee schoolboekjes van dien aart. Welk Request met deszelfs bijlaagen is gerenvoyeert aan de burger-Schoolarchen ter fine van Examinatie en advies aan de vergadering". Scholarchen brachten verslag uit in de vergadering van 24 Eebruari 1796 (relatief notulen). Het antwoord draagt de onder- teekening van J. H. van der Palm en A. Andriessen, maar is, blijkens den stijl en het bekende keurige, fijne handschrift, het werk van den eersten onderteekenaar. Ik meen goed te doen door het hierachter in zijn geheel te doen opnemen om te doen zien, hoe de jonge politicus zich reeds den beleefden diplomatieken zwaai had eigen gemaakt, waarmee men een be zoeker het afscheid toewuift: adressanten krijgen een pluimpje voor hun goede bedoelingenmaar hun verzoek wordt met hoofsch gebaar gewezen van de hand. Tevens blijkt er uit, hoe Van der Palm meer was de man van den zachten drang der over reding en overtuiging, dan van het gebiedende voorschrift: hij wilde zijn doel bereiken door zich te verzekeren 1) Bijlage 6.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1917 | | pagina 118