73 „van den vrijen wil der schoolleeraarsdaar het nuttig gebruik, 't geen de meester van het ingevoerde leerboek in zijne school zal maken, grootendeels zal afhangen van den gunstigen indrukdien hij zelve daar van heeft". i)e Municipaliteit was echter met dit negatieve resultaat niet geheel tevreden en besloot „schoolarchen naa dankzegging voor hunnen reeds aange wenden arbeid en uitgebragt Rapport op het vriendelijks(t) dog tevens op het ernstigst te versoeken om zonder vertra ging in denselven arbeid voor(t) te gaan, en aan dese vergadering zoodanige middelen voor te draagenwelke meest zouden kunnen zijn tot verbetering van het schoolwesen binnen deze stad en bereiking van alle de heilzame oogmerken in derselver rapport gedetailleerd". Aan dit vriendelijk, maar ernstig verzoek voldeden scholarchen met bekwamen spoed. Als relatief tot de notulen van 30 April 1796 vinden we een uitvoerige nota, die zeker door Beets be doeld wordt, waar hij zegt, dat hij onder Van deb, Palm's papieren een Reglement heeft gevonden voor de Middelburgsche scholen. Deze nota is weerofschoon door beide scholarchen onderteekend, geschreven door Van dek Palm. Uit dit merkwaardige stuk blijkt, in hoe deerniswaardige)! toe stand het onderwijs verkeerde „door de admissie van incapabele personen, die in 't spellen, lezen, schrijven en rekenen zelve nog wel eenige jaren schoolonderwijs noodig hadden". Een uitzondering wordt alleen gemaakt ten aanzien van de „twee gepriviligiëerde Eransche scholen, met verscheidene emolumenten begiftigd en onder eene geheele aparte directie staande, als waardoor gezorgd wierd, dat ten minste Regenten en meer vermogende, wie het niet gelustte of convenieerde, om hunne kinderen naar Hollandsche kostscholen te zenden gelegenheid bekwamen, om deselve alhier de beginselen eener beschaafde opvoeding te doen genieten". Van der Palm zag wel in, dat aan dezen toestand alleen een eind kon worden gemaakt door ontbinding van het gilde, betere 1) Bijlage 7.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1917 | | pagina 119