76 der Palm's toespraak bij gelegenheid der Alliantie en die over „Volksgunst" zijn er in opgenomen onder nr 26 en nr 37, maar stellig komen er nog meer bijdragen van zijn hand in voor. Over het algemeen zijn de „vertoogen" gehouden in een pathe tisch gemoedelijken stijl, die vaak aan Van der Palm doet denken. Het laatste vertoog, eerst 11 Juni verschenen, maar geschreven 12 Februari 1796, is van de hand van burger l'Ange en zeker een der merkwaardigste. Het is een afdruk van het verslag, door l'Ange aan het „Comité van Algemeen Welzijn" uitgebracht over de samensprekingen met den Franschen Ingenieur Ferregead. Met l'Ange waren ook Van Sonsbeeck, Visser, Appeliüs en Van der Palm in deze geruchtmakende zaak betrokken. Zooals bekend is, bleef Zeeland zich met hand en tand ver zetten tegen het bijeenroepen eener Nationale Vergadering: het gewest wilde, in hoofdzaak ten minste, het oude Unieverband en daarmede de souvereiniteit in eigen huishouding handhaven en was dus heftig gekant tegen een unitaristisch staatsverband, waarbij het noodwendig een groot deel van zijn zelfstandigheid moest inboeten. Ferregeau, al of niet daartoe door de Fransche regeering gemachtigd, verzocht Van Sonsbeeck's bemiddeling voor een mondgesprek met eenige vertrouwde vrienden, om de wensche- lijkheid te betoogen van Zeelands aansluiting bij Frankrijk. Beide landen hadden z. i. groote voordeelen daarvan te wachten: voor de Fransche republiek zou Zeeland een pistool op de borst van Engeland worden, terwijl deze provincie door de vereeniging met het machtige Frankrijk tot grooten bloei zou geraken. Te Mid delburg zou een groot handelsbassin tot stand komen, door een kanaal verbonden met Vlissingenwaardoor de hoofdstad zich tot een bloeiend handelscentrum zou ontwikkelen met Vlissingen tot een geducht militair steunpunt. Het eerste onderhoud werd door een tweede gevolgd, maar de besprekingen schijnen niet tot een positief resultaat te hebben geleidde heeren gaven den Franschman te kennendat zij geenerlei ofdciëele opdracht tot onderhandeling hadden en dus ook niet een officiëele deputatie naar Parijs konden zenden. Zij

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1917 | | pagina 122