15
het geheele eiland J) met 10 stuiver per gemet te verhoogen
en daaruit de gerequireerde werken te maken". l)e brief, door
de Groedsche Watering aan de gedeputeerden geschreven, hield
in dat zij in het verzoek van den Elizabethpolder niet kon treden
vanwege de zware lasten, welke zij boven anderen zelf te dragen
had, inzonderheid boven den Elizabethpolder, „die tot nogtoe
van de meeste belastingen was vrij geweest"de ingelanden van
dezen hadden „zeer groote revenuen boven anderen van hun
landerijen getrokken", zij behoorden dus, vermeenden die van
Groede, „ook hun lasten zelf te dragen". Mochten de Staten-
Generaal in dezen soms tot dwangmaatregelen de toevlucht willen
nemen, dan beliep men huns inziens de kans dat alle bedijkers
hun dijken zeer licht zouden opmaken en, na eenige jaren lang
ifroote profijten van hun onderneming te hebben getrokken, de
achterliggende polders om subsidie zouden komen aanspreken.
En wat betrof het algemeene landsbelang, hun door de gedepu
teerden voor oogen gehouden, moesten zij aanmerken dat in
diergelijke gevallen, te weten wanneer een dijkage door onver
mogen of overstelping van de zee zichzelf niet langer vermocht
te reddenmen haar abandonneerde gelijkzeiden zijdoor de
oorspronkelijke eigenaren van den Elizabethpolder alreeds metter
daad was geschieddewijl immers voor eenige weken verscheidene
perceelen grond voor 3 gulden het gemet van de hand waren
gedaan. Mochten nietteminaldus besloten zijde gedeputeerden
oordeelen „interest aan de conservatie van dezen polder te hebben",
zoo zouden „die van de Groede" wel „iemand weten uit te vinden
die voor dien prijs het land zou nemen en zonder iemand lastig
te vallen alles wat tot conservatie des polders noodig geoordeeld
zou worden, opmaken" 2). Op wie zij met die woorden zin
speelden schemert duidelijk genoeg doorzij bedoelden er klaar
blijkelijk geen anderen mede dan zichzelf.
Bij zooveel onwil restte er maar één middel om de Groede-
naren gedwee te maken: het gebruiken van dwang, doch hiertoe
waren de heeren in Den Haag niet gezind. Zeker, zij achtten
1) NI. het zoogenaamde eiland van Cadzand, zie hiervoor blz. 9.
2) Najaara verbaal Vlaanderen Raad van State 1694.