16
het billijk en in overeenstemming met de oude costumen van
het Vlaamsche dijkrecht dat de achterliggende polders de vóór-
liggende in cas van nood bijsprongen, maar met dat al scheen
het hun aan bedenking onderhevig „of de achterliggende polders
daartoe anders als bij wege van verdrag of van rechten konden
gebracht worden" Evenzoo dachten de gedeputeerden van den
Raad van State er over. In het verslag, dat zij van hun ver
richtingen inleverdenwordt van het aanwenden van eenig dwang
middel met geen woord gerept, alleen stelden zij voor dat de
Wateringen van Groede en Baarzande als de verst afgelegene
met een mindere bijdrage mochten volstaan dan het naderbij ge
legen Oud en Jong-Breskens. De ingelanden van den Elizabeth-
polder zelf, die nu reeds lange jaren van alle landsbelastingen
ontheven waren geweest, behoorden naar hun gevoelen „vooral
iets considerabels tot hun eigen conservatie te contribueeren, en
wij zouden derhalve ineenen (zeggen zij) dat ieder gemet daarin
gelegen 24 gulden behoorde te geven, en dat deze groote belas
ting UEdelmogenden 2) niet zoo vreemd moge voorkomenzullen
dezelve gelieven gediend te wezen dat het zeker en waar is het-
gene die van de Groede zeggen, dat de origineele ingelanden
den eigendom der landen reeds schijnen geabandonneerd te hebben
met dezelve voor 3 gulden te hebben verkocht en de schuren
reeds afgebroken, en het derhalve niet onredelijk is dat degene,
die alsnu door hun naburen worden geholpen, zelf zooveel meer
als anderen tot hun behoudenis zouden contribueeren" 3).
Eindelijk viel de langgevreesde slag. In de Septembermaand
van 1697 liep de polder in.
Die van Baarzande, bevreesd voor hun eigen ondergang zoo
de Elizabethpolder onbedijkt bleef, waren aanstonds ijverig in de
weer om te bewerken dat voor het minst dat gedeelte weder werd
drooggelegd, hetwelk aan hun dijkage paalde. Doch toen zij in
overleg traden met de „respectieve ingelanden" van den Elizabeth
werden zij gewaar, „dat eenige van dezelve tot het herdijken"
van het bewuste gedeelte „niet verstonden ja zelfs niet dat de
1) Brief Raad van State aan Staten-Generaal 1 Juli 1694.
2) Den Raad van State.
3) Najaarsverbaal Vlaanderen Raad van State 1694.