17 achtergelegen landen in het district van den polder t) haar bij inlage secuur stelden, maar het wilden laten drijven" 2). En voor rekening van Baarzande zelf de herdijking te verrichten, ging bezwaarlijk zoolang men niet vooraf verzekerd was dat er was zij eenmaal gedaan, geen anderen de vruchten van zouden plukken, met andere woorden dat alsdan de oorspronkelijke eige naren op de herdijkte gronden geenerlei eigendomsrechten zouden doen gelden. Om een uitweg te vinden droegen zij in Maart 1698 aan de Staten-Generaal bij verzoekschrift voor, „dat de dif- ficulteerende ingelanden van den Elizabethpolder zouden gelast worden om binnen den tijd van vier weken haar te declareeren of zij gezind waren de voorzeide herdijkinge te willen toestaan of wel haar landen te abandonueerenof dat bij nalatigheid van dien hunne Hoogmogenden hun, verzoekers, zouden gelieven te authoriseeren en octroyeeren de voorzeide herdijkinge tot kosten van hen, verzoekers, te doen" 3). Alvorens op het verzoek van Baarzande te beschikken brachten de Staten-Generaal het ter kennis van de difliculteerende ingelanden van den Elizabeth, met order om er binnen veertien dagen hun belang op te zeggen 4). Ongeveer een maand later kwam er van een hunner, den baljuw van Breskens „als waarnemende de zaken" van den ambachtsheer van Breskens, een antwoord in. Op bit teren toon wordt daar aan die van Baarzande en meteen ook aan die van de Groede het verwijt gedaan dat eigenlijk zij de schuld droegen van het ongeluk aan den Elizabethpolder overkomen, ver mits zij niettegenstaande de bepalingen van het Vlaamsche dijk recht en het voorbeeld, in soortgelijke gevallen door andere achterliggende polders gegeven, en in spijt van al den aandrang in 1694 van hooger hand op hen geoefend, maar steeds ge weigerd hadden iets tot hulp van dien polder bij te dragen, „onder voorgeven dat het kwaad nog verre van haar dijken was 1) Dat is: de eigenaren van de meest achterwaarts gelegen landerijen in den Elizabethpolder. 2) Request ingelanden Groot en Klein Baarzande mitsgaders eenige geinteres- seerdens in den Elizabethpolder aan Staten-Generaal 24 Maart 1698. 3) Als voren. 4) Resol. Staten-Generaal 24 Maart 1698. Archief 1917 2

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1917 | | pagina 63