20
Bij slot van rekening bleven er slechts twee van de gelanden
over, die hun gevloeide gronden niet lieten varen of juister ge
sproken maar steeds geen finale verklaring te dien opzichte gaven.
De eene was Martinus Veth, heer van Westkappel, de andere
de gezamenlijke erfgenamen van wijlen de weduwe Boat, de be
kende Elizabeth Musch, die in de te herdijken 200 gemeten
niet minder dan 80 gemet bezat
In afwachting van hetgeen door die beiden alsnog zou worden
beslist, sloegen die van Baarzande alvast de handen aan het
werk. De kosten vielen bij nadere raming niet mede. Zonder
een uitgave van tusschen de 4 a 5000 pond Vlaamsch, bleek
nu, zou de nieuwe dijkage niet te behouden zijn, want er moest
„een nieuwe dijk worden gemaakt van 220 roeden lang, van
12x/2 roede in zijn zate en roede aanleggens, twee paalhoofden,
d'eene van 10 a 11 roeden in het diep en de andere wat korter,
met nog twee hoofden tot seconde van dien, alsmede nog zware
rijswerken en daarenboven nog een nieuwe zware zeesluis, behalve
dat boven die nieuwe zware aan te wenden onkosten de oude
dijk nog zou moeten worden gerepareerd en zoo van binnen als
buiten merkelijk aangezet, mitsgaders dat de afgespoelde en afge
worpen stukken of hoeken dijks zouden moeten worden geslecht
en aangelegd tot bekwame zeewerken" 2). Maar de gunstige be
slissing, waarbij de Staten-Generaal op hun verzoek vrijdom van
belastingen toestonden voor Baarzande gedurende twintig en voor
den herdijkten Elizabeth gedurende zevenentwintig jaar 3)verdreef
alle aarzeling, en reeds vóór het winterseizoen van 1699 lagen
de 200 gemeten lands, welke men aan het water ontrukken wilde,
weder hoog en droog binnen hun dijken 4).
1) Request vau de ingelanden van Groot en Klein Baarzande alsmede eenige
geinteresseerdens in het herdijkt gedeelte van den Elizabethpolder aan Staten-
Generaal 12 Nov. 1699; request aan dezelfden van Jacobus Loocke als rentmeester
van de goederen nagelaten bij Mevrouw Buat zaliger 27 Nov. 1699.
2) Request ingelanden Groot en Klein Baarzande c. s. aan Staten-Generaal 8
Juli 1698.
3) Resol. Staten-Generaal 9 Aug. 1698 en 31 Januari 1699.
4) Blijkens request van die van Groot en Klein Baarzande c. s. aan Staten-
Generaal 12 Nov. 1699.