22
Het was toen dat deze, wiens opmerkzaamheid door deze erva
ring getrokken was, besloot het net eens naar de andere zijde
uit te werpen.
Hij besloot den Eedacteur van de Zeeuw plaats te vragen voor
onderstaand schrijven
Een nieuwe slag op een oud aambeeld.
„Eeeds herhaaldelijk, vooral in de vergadering van den
Geneeskundigen Raad werd gewezen op de wenschelijkheid
van een gesticht voor krankzinnigen in Zeeland.
De kantonrechter van Middelburg jhr. mr. Van der
Mieden van Opmeer stelde deze zaak opnieuw aan de
orde door een ingezonden stuk in de Middelburgsche Courant
van den volgenden inhoud
Terwijl men verneemt hoe telkens in andere provinciën
van ons Rijk gestichten voor krankzinnigen en idioten worden
opgericht, blijft Zeeland hierop steeds een uitzondering maken
en gaat men hier geregeld voort zijne krankzinnigen ter
verpleging naar andere provinciën te zenden.
Toch is het aantal gevallen van krankzinnigheid in onze
provincie vrij groot. Reeds heel wat machtigingen tot voor-
loopige plaatsing van zoodanige lijders uit Walcheren, zijn
door mij, als kantonrechter te Middelburg, verleend, terwijl
ik niet twijfel, dat zulks ook kan worden waargenomen in
andere kantons.
Nu meen ik de aandacht te mogen vestigen op het feit,
dat vooral in de laatste jaren, de bij mij ingediende ver
zoekschriften om machtiging tot plaatsing steeds voorzichtiger
worden gesteld. Men bepaalt zich daarbij niet meer tot de
aanwijzing van het gesticht, waarin de opneming het liefst
wordt gewild, doch men wijst een viertal gestichten aan,
opdat, wanneer zooals dikwijls geschiedt, in het eene geen
plaats is, subsidiair de opneming in een ander mogelijk
gemaakt wordt.
De steeds toenemende bevolking, ja overbevolking der
gestichten voor krankzinnigen maakt dien maatregel raadzaam
opdat de opzending niet wordt vertraagd door het antwoord
der directiën dat voor patiënten uit Zeeland geen plaats is.