38
neemt deel aan de burgeroefeningen. Als op een dag in Sep
tember 1785 aan een vrijkorps te Delfshaven een vaandel moet
worden aangeboden, is het de jonge predikant Van der Palm,
die uit Maartensdijk overkomt, om het den hopman over te
reiken onder het uitspreken van brallende verzen. x)
Plotseling komt er een eind aan zijn verblijf te Maartensdijk:
op het gerucht, dat hem uit naburige dorpen gevaar dreigt,
neemt hij den 16en September 1787 na afloop van den middag
kerkdienst in allerijl de vlucht met achterlating van alle goed
en vindt een onderkomen bij zijn patriottischen zwager J. W.
Büssingh, predikant te Monster.
Onder de „Palmiana"voorkomende in de verzameling hand
schriften in de Universiteitsbibliotheek te Leiden, komen eenige
brieven voor van Maartensdijkers, aan Van der Palm gericht,
kort na zijn overhaast vertrek.
Den 30en September, dus 14 dagen na zijn vlucht, schrijft
een vriend, die zich W. H. teekent, hem het volgende:
„Wel Eerwaarde Heer.
„Schoon ik wel begreep dat gij zeer verlangende waard
om enige tijding van hier te ontfangen, heb ik echter niet
eerder aan UEW willen schrijven voordat ik met enige
zekerheid melden konde, hoe hier de vork in de steel stak.
Uit de nevensgaande brief zal UWE: kunnen zien, waar de
gedagten van die Heeren heen lopen. En wat onze Dorpe
lingen betreft make ik geene zwarigheid over, alleenlijk
moet ik UWE berigten, dat veele zeer op Antje 2) gebeeten
zijn; die zig mede veel te veel met zaken buiten haar
kring bemoejd heeft; En hoe wel dit het geval van 't grootste
gedeelte der menschen in ons Land ispast het echter niemand
minder dan Dienstboden.
Terwijl nu aan gedane zaken geen herdoen is, dunkt mij
dat (gij) hoe eer zo beter moet retourneeren.
Wij hebben hier een Compagnie van 't Regiment van de
Erfprins geinquartierdwaar door ons Dorp voor den overlast
1) Kalkf, 6e dl. blz. 429.
2) Het dienstmeisje.