40 mede kunnen alle overige verkeerde daaden, indien deselve gepleegt mogten zijn, best worden uitgewischt". Bij deze stukken is ook bet ooneept-antwoord van Van der Palm te vinden. Dominee is nog volstrekt niet overtuigddat bet raadzaam voor hem is terug te keeren. „Mij dunkt"schrijft hij, „de beuzelachtige of misschien kwaedaertige wijs, waarop men over Antje spreekt, doet mij de gesteldheid der M kers zeer wel kennen", en „mijne denkenswijs met de verandering der tijden mede te veranderen en de opgaende zon te aenbidden hiervoor schijn ik niet aengelegd te zijn". Wel zegt hij voor eigen veiligheid niet te vreezen, maar zijn plotselinge vlucht wettigt toch het vermoeden, dat we deze verklaring niet al te letterlijk hebben op te vatten. Ook het antwoord, dat hij den 12en October van den Kerke- raad ontvangt op zijn brieven van 7 en 9 October, is niet bij zonder geschikt, om hem tot terugkeer te bewegen 2): „Gepas seerde week, heeft een Pruijsisch officier bij sig hebbende een commando, aan de tolakker, na UE perzoon gevraagd, en alzoo hem geantwoord wierd, dat UE niet t'huys was, na UE goederen, of paarden, of Bijtuig vragende, om het selve mede te nemen, waarop Zutveld antwoorde, dat UE niets had, den officier Sijtveld drijgende, hem den kop te kloven, indien hij de onwaarheid sprak". De Maartensdijksche pastorie blijft dus onbewoond, maar ont vangt al gauw nachtelijk bezoek, waarvan Van der Palm mede- deeling gedaan wordt in brieven van 6 en 7 November: 3) „Deze is dienende om UE te melden, als dat gepasseerde week dieven s'nagts in UE huijs geweest hebben, en niemand kan oordeelen, wat zij genomen hebben, als zijnde alle vreemd", schrijft de eerste berichtgever; en de tweede: „in de kelder is de Boter nog en het 1/2 Aam wijn, als het wijn is, maar een mand is halv ledig". De „Heeren van 't hoff" hebben last gegeven, dat voor reke- 1) Bijlage I. 2) Bijl. 2. 3) Bijl. 3 en 4.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1917 | | pagina 86