52
raadzaam zijn geoordeeld, dat Hun Edel Achtbaare ver
trouwen, dat dit gedeclareerde aan bet oogmerk van den
suppliant zal toereijkende zijn, en dezelven onder het genot
van eene vreedzame inwooning hier door, binnen deeze stad
boven allen laster en verkeerd opgevatte verdenkingen zal
gesteld worden.
Actum ten Raade der stad Middelburg deezen 17 April
1790.
(Mij Praesent) P. Changuion".
Uit het voorgaande blijkt wel, dat er in 1790 in sommige
kringen der Middelburgsche bevolking nog iets nabroeide van de
omwenteling in 87toen het hier nog al hardhandig was toege
gaan. Moeilijk kon worden ontkenddat "Van der Palm zijn
predikambt had neergelegd zonder ontslag te hebben genomen en
toen hem dit eindelijk, 12 Maart 1788, werd verleend, zich
reeds meer dan twee maanden te voren in andere, particuliere
betrekking als huisprediker had verbonden; immers het contract
met Van de Perre dateert van 1 Januari 1788.
Doch reeds in 1791 smaakte hij de voldoening, dat men hem
te Vlissingen als predikant begeerde. Hij ontving tal van brieven
van vrienden en vereerders, die hem op hartelijke, soms aan
doenlijke wijze verzochten het beroep aan te nemen. Toch schemerde
in vele dezer brieven door, dat de overwinning lang niet zonder
strijd was behaald, al werd de verzekering gegeven, dat het
„betere deel" der bevolking hem gaarne in haar midden zou zien.
Dit laatste mag echter niet zóó worden opgevat, dat zijn be
strijders alleen in de lagere kringen waren te zoeken, immers
niemand minder dan Willem Garel Hendrik baron van Lijnden
tot Blitterswijksedert 1778, na het aftreden van den heer
Van de Perre, vertegenwoordiger van den Eersten Edele van
Zeeland, had het beroep trachten te voorkomen door Van der
Palm's doopceel te lichten en Heeren Burgemeesters van Vlissingen
aan te manen, dat „geene reflexie werde gemaekt" op dezen
jongen predikant, die wegens zijn Maartensdijksche pekelzonden
1) Paliniana Leiden.