55 niemand binnen Walcheren weefgetouwen, vollerijen of scheer- banken houden mocht vier jaar later werd dit privilege herhaald, maar toen werden ook de andere steden: Veere, Vlissingen, Westkapelle en Domburg in de uitzondering begrepen 2). Ont breekt het dus niet aan bronnen, die ons omtrent de Middelburgsche draperie in de 14e eeuw eenig inzicht geven, keuren en ordonnantiën, die den bouw der industrie nader zouden kunnen toelichten, ont breken vóór het einde der eeuw geheel en al 3). Een latere toevoeging van het accijnsontwerp spreekt van de drapeniers, waaruit dus blijkt dat de organisatie der lakenindustrie in een nieuw stadium was getreden; in plaats van het handwerk was het huisindustriëele systeem, waarbij de leiding van het produktie- proces bij den ondernemer, den drapenier, berustte, in de plaats getreden. Dat blijkt ook uit eeii keur voor de lakennering, die circa 1400 werd afgekondigd 4); zij leert ons, dat de wever niet meer zijn eigen garen inkocht en verweefde, maar die geleverd kreeg: „ende waer dat sake, dat eenich laken ware mesweven ende dat ghi gharens ghenoech hadde, dat laken worde ghescreveu op die wevere", evenals ten aanzien van vollers en ververs het geval was. Verder maakt de keur onderscheid tusschen „corte lakenen", die 38 el, en „langer lakenen", die 48 el lang waren 5); bleken zij te kort te zijn, dan moesten zij in stukken worden gesneden. Veel bevat deze keur omtrent de Middelburgsche draperie omstreeks dezen tijd dus niet 6); ook in de 15e eeuw 1) Register Liber D in Zeeland (Alg. Rijksarchief) f. 4vs. In 1305 was een dergelijk privilege ten opzichte van Zeeland Beoosten Schelde reeds aan Zieriksee toegekend; zie van MlKltis, Charterboek 11 p. 46. 2) T. a. p. p. 857. 3; Iu dc stadsrekening van 1365/66 is sprake van een ^verloren) ordon nantie op de draperie „doe men boven antierde ende ordineerde van den wollen lakene"; „doe men antierde van der draperineu" zie Rethaan Macabé, t. a. p. p. 27. 4) Ordonnantiën voor diverse gildens (Gem. Arch. Middelburg) 8, tusschen uos. 24 en 25. 5) T. a. p. art. 3, 4. Deze afmetingen zijn in vergelijking met die van andere steden zeer groot, zie Posthumus, t. a. p. p. 94 noot 4. 6) De werkklok wordt genoemd in 1417, zie Kesteloo, t. a. p. p. 212.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1918 | | pagina 101