84
in zijn landen en in het bijzonder te Middelburg of Zieriksee;
de aansprakelijkheid wegens schulden en het geld, waarin de
betalingen moesten worden gedaan, werden geregeld; aan het
hoofd van hun „gheselscap" zouden een door hen gekozen
gouverneur en andere officieren staan, die geschillen tussclien hen
onderling over schuld en „andere parlemente, daer gheen doetslach,
leemte of vredebrake en ware", dus civiele zaken, buiten 's graven
inmenging zouden berechten. Yoor de wol, die zij naar Mid
delburg brachten en die zij vandaar „te zeewaart" naar Vlaan
deren, Brabant, Holland of elders verhandelden, moesten zij den
hertog 10 gr. voor elke scarpelgier als stapelgek! voldoen.
Een paar jaar later werden die voorrechten nog uitgebreid 2)
toen werd hun ook beloofd dat de graaf, ingeval de goederen
die ten stapel werden gevoerd, onder weg werden geroofd en zij
de goederen binnen 's hertogen landen aantroffen en hun eigen
domsrecht bewijzen konden, hen bij de terugvordering te hulp
zou komen zooveel hij vermocht; ook tegen besteling binnen
's hertogen landen werden zij beschermd. Maar de Engelsche
kooplieden, die wel inzagen, hoe gaarne de hertog hen en andere
vreemde kooplieden binnen zijn landen zag komen, wisten daarvan
handig gebruik te maken en naast de wol ook nog voor andere
artikelen privilege te verkrijgen. Toen in Eebruari 1387 nl. het
telkens voor een jaar verleende privilege weer moest worden ver
nieuwd, wisten zij den hertog wijs te maken, dat zij bij een
vorige gelegenheid hun „boijc niet bi hemluden en hadden, in
denwelken gheëxpresseird staet al maniere van stapelgoede, horen
stapele van ouden tiden toebehorende" en daardoor vergeten was
lakens, lood en zarken mede als hun stapelgoederen te erkennen,
hetgeen nu alsnog door den hertog geschiedde 3). Met dat al
1) Scarpelgier zekere gewichtseenheid voor wol. Volgens de bewering der
stapelkooplieden te Galais wogen zij elk 3 zak, maar van de Leidsche gegevens is
het resultaat iets minder; zie Posthumus, t. a. p. p. 222. In de Zeeuwsche
rcntmeestersrekeniug van 1392 (Heeuinga, t. a. p. no. 56) echter worden scarpelgier
en zak geïdentificeerd.
2) Van Mieris III p. 435.
3) T. a. p. p. 433.