91 te drijven, liet privilege van 1416 Maar desondanks bleven voorshands de Schotten toch vrnl. naar Brugge, dat spoedig het hoofd in den schoot had gelegd, den steven richten. Al blijkt uit het hierboven gegeven overzicht van de verschil lende „naties", die reeds vóór den llourgondischen tijd te Mid delburg verkeerden, hoezeer de handel dier stad passief was, hoe, evenals in nog veel .sterker mate te Brugge het geval was 2), vreemde kooplieden uit alle hemelstreken daar hun produkten onderling kwamen ruilen, men zou toch een verkeerd denkbeeld krijgen van Middelburg's economische ontwikkeling wanneer men meende, dat dit vreemde verkeer de eenige oorzaak van haar handelsbloei is geweest. Sterker nog; de oorsprong van dien bloei is ongetwijfeld in Middelburg's eigen handel en industrie, in haar vrachtvaart en visscherij te zoeken. Op die bronnen van welvaart moet de stad tot voor het laatste kwart der 14e eeuw grootendeels hebben gedreven; aan deze heeft Middelburg het te danken, dat zij omstreeks dien tijd een zekere beteekenis heeft verworven, waardoor de vreemde kooplieden haar voor hun vestiging, telkens wanneer zij elders werden benauwd, begonnen uit te kiezen en waardoor zij het vreemde handelsverkeer, dat zich langs Walcheren bewoog, tot zich wist te trekken. Terwijl over de visscherij voor den ouderen tijd ons geen gegevens ten dienste staan, zoodat wij haar deel aan Middelburg's opkomst slechts kunnen vermoeden 3), weten wij ten aanzien der industrie dat de lakennijverheid reeds in de tweede helft der 13e eeuw zich te Middelburg begon te ontwikkelen; al moesten wij haar beteekenis niet te hoog aanslaan, wij konden toch Zeeuwsche lakens, misschien een Middelburgsch produkt, in den Haarlemschen accijnsbrief van 1274 constateeren. Het stadrecht-privilege van 1) Vas Mieris IV p. 816. 2) Een andere Hollandsche stad, die in dit opzicht veel op Brugge geleek, was Dordrecht; zie hiervoor: W. S. Ungeii, De economische en sociale structuur van Dordrecht in 1555 (De Economist 1915, p. 947 vlg.). 3) Naar Gent en Brugge richtte zich de Zeeuwsche visschersbevolking ook de dijkwerkers vonden aan het Zwin hun broodzie Hüpke, Briigge's Eutwicklung p. 42. Daarbij is echter toch wel meer aan kust- en landbevolking, dan aan die van Middelburg te deuken.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1918 | | pagina 137