92
1217 beschermde den actieven handel der Middelburgsche
burgersquocuncque se vel sua moverint, sub protectione et
conductu amborum comituin erunt. Van Middelburg's vracht
vaart voor vreemde rekening hebben wij een aardig bewijs uit
1320; toen beval nl. de koning van Engeland den sheriff van
Kent de teruggave van een schip, toebehoorend aan zekeren
Hugo Maykin van Middelburg, dat aldaar door meerdere Engelsche
en Duilsche kooplieden met laken, was, kanefas, haver en andere
waren ter waarde van 2000 pond was bevracht, maar onderweg
naar Kingston was geplunderd 2). Langzamerhand breidde deze
eigenhandel zich uit; in Holland en Brabant, in Limburg en
Vlaanderen, in de Oostzee en vooral in Engeland treffen wij
in de 14e eeuw Middelburgsche poorters aan. In 1305 stond
de graaf van Holland hun toe, overal in zijn landen voorbij
zijn tollen te varen tegen betaling van de tolgelden, die onder
zijn voorgangers gebruikelijk waren 3); in 1340 werd hun
„eeuweliken" zelfs geheele tolvrijdom binnen Holland toege
staan 4), terwijl in 1407 vrijdom van de markttollen te Heusden
en Woudrichem werd geschonken 5). Het Dordtsche stapelrecht,
dat den Middelburgschen wijnhandelaars 6) heel wat last dreigde
te veroorzaken, werd in 1304 verzacht en de poorters van
Zieriksee en van Middelburg ervan vrijgesteld in 1355,
toen het stapelprivilege werd bevestigd, kregen de poorters der
beide Zeeuwsche steden vergunning „mit hare voire last opwaert
(te) varen ter hoechsten merct, dats te Coelne of te Veine (Venlo)
ende weder nederwaert met coerne of mit anderen goede, daer
sij willen" 8). In het begin der 14e eeuw treffen wij poorters van
1) Oorkondenboek I no. 261.
2) Kunze, Hanze-akten no. 68.
3) Van Mieris II p. 46.
4) T. a. p. p. 640.
5) T. a. p. IV p. 62.
6) Ook het gildestatuut van 1271 maakt van wijnhandelaars, zooals wij zagen,
melding, zonder ons evenwel omtrent de richting van hun handelsverkeer in te lichten
het is niet zeker of hierbij aan de Rijustrekeu, dan wel reeds aan Frankrijk moet
worden gedacht.
7) Van. de Wall, Handvesten p. 127.
8) Van Mieris II p. 845. In 1380 werd dit privilege bevestigd, zie t. a. p. III
p. 346.