112 Dat de directie den toestand niet al te donker had afgeschilderd bleek ons reeds uit hetgeen in Juni 1723 aan den Ttaad van State werd bericht door nn Moor. Niet gunstiger luidde het oordeel van den landsontvanger Jordens te Sluis, aan wien de Raad eveneens voorlichting had gevraagd. Het gat in den inlaagdijk, zoo schreef hij in April 1723, werd al van een tamelijk groote diepte en wijdte, het was nu wel 90 roeden lang en nam nog van dag tot dag in wijdte toe. Ook hij gewaagt van de lage graanprij7,en en wanoogsten. Zij brachten volgens hem te weeg dat de ingelanden van wege het geringe profijt van hun eigen dommen niet bij machte waren om „met meerder force" aan de oeververdediging te werken. Tot bewijs boe sterk de landerijen in waarde achteruitgingen wees hij op het feit dat bij een openbare verkooping in December 1722 een partij land van 52 gemeten in den St. .Tanspolder, bestaande in meest aaneengesloten wei- en zaailand en bebouwd met een aan den pachter toebehoorend huis en schuur, toegewezen was voor niet meer dan 5 pond van het gemet De Staten-Generaal lieten zich door de jammerklachten en adviezen ten slotte in zooverre verbidden, dat zij in November 1723 aan de Watering afstonden de geheele verponding over 1723 en 1721 en ook nog de halve over de jaren 1725, 1726, 1727 en 1728, onder voorwaarde dat de ontworpen tweede inlaagdijk onverwijld werd aangelegd 2). Het bedrag, zoodoende ter beschikking van de directie gesteld, was de toenmalige waarde van het geld in aanmerking genomen zeer zeker niet gering, want zooals blijkt uit een opgave, die door Jordens bovengenoemd in April 1723 aan den Raad van State werd verstrekt, leverde alleen de 20 stuiver verponding van het gemet in totaal een som op van f 6300 3). Hetgeen de Staten-Generaal bevalen geschiedde. Achter den eersten inlaagdijk van 1719 wierp men een tweeden op van 350 roeden lang, die een kuip afsloot van 90 gemeten, van welke om aan 1) Brief Jordkns aan Raad van State 6 April 1723. 2) Resol. Staten-Generaal 23 Nov. 1723. 3) Brief Jordens aan Raad van State 6 April 1723.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1918 | | pagina 158