13
gezindheid; maar in 1574 moesten zij allen weg en de in dat
jaar voor de nieuwe regeeringspersonen vastgestelde eed luidde
„Dat zweren wij, schepenen te wezen der stede van Middelburg,
de heiligste, Christelijke en naar Gods Woord gereformeerde
religie, mitgaders d'exercitie van dien voor te staan, en niet toe
te laten dat die in eenige manieren verhinderd of geturbeerd
worde, of dat iemand ter cause van de voorsz. religie in zijne
consciëntie onderzocht worde" enz. Ook in Amsterdam is in
1578 de geheele magistraat veranderd, maar dit was eene uitzon
dering geweest; elders in Holland zijn alleen de kennelijk
Spaanschgezinden verwijderd. Met het oog op de twee groote
koopsteden krijgt de stelling „Calvinisme is kapitalisme" inderdaad
eenige bekoring. Maar wendt men zich naar Schouwen, dan
zit men er mee verlegen en in Beveland geeft men ze op. Dat
in Goes de magistraten omstreeks 1600 grootendeels Katholiek
waren, weet Te Water te vertellen, en de heer De Yos, die in
Zierikzee zoo goed thuis is als Elias in Amsterdam, heeft mij
verzekerd dat het daar niet anders was. Toch zijn de twee
"helften van Zeeland nooit onder kerkelijke vlag tegen elkaar
opgetrokken en ik kan dus ook niet mijne beschouwing daarop
baseeren, hoewel het aangevoerde niet uit het oog mag verloren
worden.
Het zal den lezer niet ontgaan zijn, dat ik één punt in het
duister gelaten heb. Er is eene tegenstelling tusschen Walcheren
en de rest van Zeeland, maar Walcheren is niet Middelburg.
Inderdaad zou de geschiedenis duidelijker en ook redelijker geweest
zijn, wanneer de drie Walchersche zeesteden steeds aan één kant en
soms tegenover de drie andere steden gevonden werden; hier toch
waren ongelijke belangen. Maar de Walchersche steden waren onder
ling concurrenten. Voor hare geschillen voel ik veel minder dan
voor de andere ernstiger tegenstellingik zou mij dan misschien ook
moeten interesseeren voor den wedijver tusschen Middelburgsche
firma's. Bovendien, ook wij zien naburige plaatsen wel kibbelen
over de richting van een weg of kanaal, de vestiging van eene
of andere rijksinstelling; ook onze groepen trachten hunne leden
vooruit te brengen, maar wij zijn het ontwend om daarbij gebruik
te maken van wettelijke privileges. In de 16de eeuw dacht men