15
Als middel om huil doel te bereiken, hebben de Middelburgers
obstructie toegepast, vooral in het jaar 15781579. Dat zij
daarmede de andere Zeeuwen boos gemaakt hebben, pleit niet
tegen het middel; de vraag is echter of de jaarlijksehe magi
straatsverandering en de invloed dien de Prins en het gewest
daarop uitoefenden, de consequente toepassing er van veroor
loofden Nadere onderzoekingen zullen hieromtrent mogelijk
licht kunnen geven. Voorloopig heeft het gemeente-archief mij
geleerd, dat in September 1579 afgevaardigden van de verbonden
gewesten zijn gekomen om den tegenstand van Middelburg te
overwinnen, dat geweigerd had de Unie van Utrecht te erkennen
zoolang het geen herstel van grieven gekregen had; toen zijn,
om deze deputatie te woord te staan, niet beide regeerende bur
gemeesters of één van hen aangewezen, met den pensionaris,
zooals voor de hand had gelegen, maar de schepen Jan Vaillant
met den pensionaris. Deze Vaillant was in het voorafgaande
jaar burgemeester geweest, en omdat de obstructie toen zoo hevig
geweest was en men ze nu door hem heeft laten verdedigen of
verontschuldigen, neem ik aan dat hij de voornaamste drager van
de voor Middelburg zoo noodlottige staatkunde is geweest. Nood
lottig nog minder om het missen van hetgeen beoogd was, als
wel omdat Middelburg door de verkeerde troefkaart uit te spelen,
de gelegenheid had verzuimd om met de andere voor den dag te
komen; het had succes kunnen hebben door zich meer consequent
op te werpen als verdediger van de Unie met Holland. Wellicht,
want er was reeds vroeger eene fout begaan.
27 October 1575 hadden de steden van Walcheren bij monde
van den Middelburgschen burgemeester Simon Jansz. van Room en
verklaard, dat zij niet te maken wilden hebben met de door den
Prins op voordracht van de steden benoemde gewestelijke raden,
maar daarvoor gekozen raden wilde hebben, die elk half jaar
zouden worden vervangen. Voorloopig hebben zij hun zin ge
kregen, althans gedeeltelijk, en wat Middelburg betreft, geheel.
Het was, naar 't schijnt, niet een bewijs van wantrouwen jegens
personen, maar bepaaldelijk een principe; men meende dat de
1) Boek van Resolution 15781579, blz. 391. Collegiaalboekblz. 447.