28 werden, maar De Jonge bracht hem mee, dus heeft hij er over kunnen nadenken, zelfs anderen raadplegen. Hij stelde dan voor, voordat men den brief openbreken zou, dat allen de kamer zouden verlaten, die niet van de Staten waren, en keek daarbij Boels aan; vroeg hem ook, waar hij vandaan kwam en wat hij hier deed. De aangesprokene stelde zich voor: „Chk. BoËls, geboren te Leuven, hier gekomen op een schrijven van Gouverneur en Baden; ik wil mij overigens niet gedragen als pensionaris, maar als geïnteresseerde bij de rekeningen van de rentmeesters". De andere leden verlangden volstrekt niet, dat hij heen zou gaan, maar begeerden zelfs dat hij den brief openen zou. Met deze schijnbaar onnoozele kwestie was inderdaad veel beslist. Dat de oude Statenleden Zierikzee, Goes en Tholen Boels handhaafden, den pensionaris van vóór de troebelen, lag voor de hand. Dat Vlissingen en Veere het ook deden, dat de nieuwe mannen in de Walchersche steden niet ééne lijn trokken, was opmerkelijker. De vijf steden gingen nu verder en riepen de tusschenkomst in van den gouverneur, Jhr. Alexander van Haültain. Deze militair was in het geheel geen politiek man, wel iemand met temperament, waardoor wellicht reeds vroeger wrijving tusschen hem en De Jonge ontstaan was. Het maakt nu toch den indruk, dat Haültain met zekeren wellust gehoor gaf aan de uitnoodiging om den burgemeester op zijn plaats te zetten. Boels heeft des krijgsmans expectoratie niet volledig voor ons bewaard, maar toch de merkwaardige woorden„dat hy hem in vele zaken behoorde gevoeghelicker te draghen dan hy dede". Het is te begrijpen, dat De Jonge opstoof en op zijne beurt zijn mond voorbijpraatte. De woorden waar het op aankomt, zijn deze „de gouverneur heeft zyne commissiën doen exhiberen tot twee toe, ende den burghmeester gevraeght, oft hy wilde kennen de commissie van Z. Exc. op hem gegeven, oft nyet; waarop die voorscr. burghmeestere antworde, dat tegens dieselfde geprotesteert was bv de steden van Walcheren, ende dat ze geëxpireert was by de Unie van Hollant ende Zeelant; daerafï' die voorscr. heer gouverneur ende die andere steden van Walcheren seyden nyet te weten, noch dat hy daeraff acte zoude connen exhiberen, als

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1918 | | pagina 74