34 provinciën tegen Holland strijden voor Nederland en Oranje. Het treft evenwel de aandacht, dat de maatschappelijke, kerkelijke en staatkundige tegenstellingen elkander toen anders dekten dan later het geval is geweest. Wat zou de Prins tot dit alles zeggen? Roels moet hem ingelicht hebben, wie in den Zeeuwschen kring de leider was, en wanneer hij enkele weken later bij de Staten, die rentmeesters willen benoemen, opkomt voor Blancx, mogen we bierin eene beleefdheid zien, die het vertrouwen van den dijkgraaf beantwoordt. Maar de persoonlijke toenadering sloot geen verschil van meening omtrent zaken uit. Het is evenwel moeilijk te onderscheiden, wat van den Prins zeiven, wat van zijne raadsleden of enkel van de secretarie afkomstig is geweest. Indien wij ons tot de secretarie bepalen, is het reeds begrijpelijk, dat het streven van de Zeeuwen om militaire en burgerlijke zaken beter te scheiden, geen verzet ontmoet heeft; men had daar slechts afzonderlijke liassen of registers aan te leggen. Wat het verlangen naar zelfbestuur aangaat, ook dit werd zonder bezwaar ingewilligdde Prins beloofde in het voorjaar van 1578, dat hij alle zaken van Zeeland zoude „uitrichten" met advies van de Staten van Zeeland Anders was het, wanneer de Zeeuwen een zelfstandig advies wilden uitbrengen in algemeene zaken, waarin te voren de Staten van Holland en Zeeland vereenigd hadden gehandeld. Ook dit hebben zij gedaan weten te krijgen. De bijzonderheden van hunne diplomatie kunnen hier niet medegedeeld worden 2), maar wel dient even de vraag aangestipt, waarom de Prins het verlangen van Zeeland niet krachtiger gedwarsboomd heeft dan m. i. het geval is geweest. Het is bekend, dat sedert September 1577 de staatkunde van den Prins en die van Holland van elkander afweken voor den Prins was de bevrijding van alle Nederlanden het doel, terwijl Holland met minder tevreden wilde zijn en op den duur geweest is. Gewoonlijk spreken onze historici in dit verband van Holland en Zeeland, maar ten onrechte; indien Zeeland niet onvoorwaardelijk met den Prins meeging, dan toch zeker niet Notulen van Zeeland, 15771578, blz. 141. 2) Nederlandsch Archievenblad, 19171918, blz. 7376.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1918 | | pagina 80