35 met Holland, en een afzonderlijke Zeeuwsche stem kwam dus de staatkunde van Oranje ten goede. Zoo verkreeg Zeeland, wat het nooit verworven zou hebben, wanneer Oranje een werkelijk monarch was geweest, het onafzetbaar hoofd van een vast ambtenaarscorps, en niet de leider van een opstand, het hoofd van een staat in wording. De onderhandelingen, welke op de zitting van September 1577 volgden en geleid hebben tot de oprichting van het college van Gecommitteerde Raden in Mei 1578, kan ik hier niet schetsen; ik verwijs daarvoor naar de notulen. De dijkgraaf Blancx is op den duur op den achtergrond gekomen, maar dat hij een grooten invloed achter de schermen behield, kan men gissen, wanneer men opmerkt, wie in zijn plaats op den voorgrond zijn getreden. Laat ik u de diplomaten voorstellen: Mr. Nicolaas Blancx en Mr. Jacob Valcke, de eerste lid van Gecommitteerde Raden voor Goes, de ander pensionaris dier stad. Genoemde Blancx is de zoon van den dijkgraaf en dus de erfgenaam van diens aanzien, maar niet enkel dat. Dit blijkt reeds uit de instructie voor Gecommitteerde Raden. Hier worden de leden van het college opgenoemdvoor den Eersten Edele Jhr. Arent van Dorp voor de Walchersehe steden worden gecontinueerd: Marcüs de la Palma, Mr. Pieter de Rijcke, Jacob Cajipe; voorts worden gecommitteerd voor Zierikzee Yeman Claes Yemansen, voor Goes Niclaes Blancx, docteur in den rechten, voor Tholen Mr. Everaert Jansz. van Couwerven. Twee hunner hebben het praedicaat Mr., een is doctor in de rechten; de letters Mr. duiden hier dus nog geen doctoren in de rechten aan, doch slechts meesters in de vrije kunsten, de Engelsche M. A. De eenige in Zeeland, die de summos honores in de rechtswetenschap verworven had, was Nicolaas Blancx. Daar in Noord-Nederland toen geen universiteit bestond, heeft hij zijn titel in Leuven of Frankrijk moeten halen. Van de Spiegel heeft een aanteekening van zijn hand in het Fransch gezien, omtrent een onderhoud van zijn vader en hemzelf met Alva; van die taal maakte hij dus geregeld gebruik. Een jongmensch van afkomst en fortuin, die geruimen tijd in het buitenland heeft doorgebracht en daar gepromoveerd

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1918 | | pagina 81