52 als bakkers vleeschhouwers 2) en smeden 3) verder buiten beschouwing laten, blijven feitelijk alleen de vertegenwoordigers van de lakenindustrie en van de brouwerij, nl. brouwer 4) en moutmaker 5) over; maar betwijfeld mag worden of ook hun produktie ver over de voorziening der lokale behoeften heeft heengereikt 6). Terwijl omtrent de brouwerij ons echter in deze periode geen verdere gegevens ten dienste staan, zijn wij omtrent de Middelburgsche lakennijverheid beter ingelicht. In liet begin harer ontwikkeling vinden wij deze industrie in het bovengenoemd gildestatuut van 1271. Wel kunnen wij dan reeds een vrij ver gevorderde arbeidsverdeeling konstateeren -genoemd worden behalve wever, voller en verver ook de wolslager (percussor lane), spoeler en scheerder maar het handwerk is nog de organisatie vorm van het bedrijf Dat er toen reeds van het begin eener verdere ontwikkeling sprake is, het huisindustriëele systeem, waarbij voor rekening van anderen wordt gewerkt, blijkt wel uit de woorden: „quicunque vloccatos panuos fieri fecerit", al bewijst 1) Ordonnantie art. 7. De formuleering: „soe wie broet backet om te vercopene", schijnt de tegenstelling van koopbrood en huisbakken brood aan te duiden zie daar over W. S. Unger, De levensmiddelenvoorziening der Hollandsche steden in de Middeleeuwen (Amsterdam, 1916) p. 93. 2) Ordonnantie art. 8. 3) T. a. p. art. 18. 4) T. a. p. art. 6: „van eiken brouten biers, die men brouwet in Middelburgh, sal men geven 4 sc. te asynse tote 2 vaten toe". 5) T. a. p. art. 22„wie dat onse portere es ende mout maket om te vercopene". 6) Ook overigens geven de bronnen voor onze periode omtrent Middelburg's nijverheid weinig licht. De thesauriersrekening van 1365/66 (uitgegeven door Jhr. C. A. Rethaan Macaré, Codex Dipl. van het Hist. Gen. 1853 p. 3 vlg.) vermeldt (p. 24) een boete, omdat „meede zonder warderen ghedaen was uter meedemoelen", dus de meekrap zonder toestemming der keurmeesters in het verkeer was gebracht. Ook in 1412 en 1416 wordt van meede-reeders en handel in meede gesproken, zie H. M. Kesteloo, De stadsrekeningen van Middelburg van 13651449 (Arch- Zeeuwsch Gen. 1883) p. 233. Voor handel van Engelsche kooplieden in meede, zie t. a. p. 7) Zie voor de historische ontwikkeling der bedrijfsvormen K. Bücher, Entste- hung der Volkswirtschaft p. 151 vlg. Pb. Fabkenburg, Schets eener geschiedenis der bedrijfsvormen in Nederland tot de 18e eeuw (Vragen des Tijds 1902 dl. 2 p- 310 vlg.).

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1918 | | pagina 98