06 zandplaat voor Rammekens bleef aangroeien en in 1783 ontstond zelfs een droogte in den mond van de haven. In verband met klachten van de O. I. Compagnie en van anderen over de voortdurende aanslibbing werd in 1792 besloten de haven en het kanaal van Welsinge nogmaals te verdiepen en daarin eenige werken uit te voeren, waarvoor een bedrag van niet minder dan f 100000 werd uitgegeven, doch de spoedige aanslibbing werd ook daardoor niet tegengehouden. In 1803 werd door het Zeeuwsch Genootschap een prijsvraag uitgeschreven „of het mogelijk is de Middelburgsehe haven en het kanaal van Welzinge op een behoorlijke diepte te brengen en te houden". Hierop kwam een antwoord in van den kapitein- ingenieur Speleveld, aan welk antwoord in 1806 de gouden eereprijs van het Genootschap werd toegekend. Middelburg had echter in dien tijd geen voldoende geldmiddelen om het aan bevolen werk uit te voeren. De diepte van de haven verminderde echter van dag tot dag. Dit trok ook de aandacht van koning Lodewijk Napoleon bij een bezoek aan Zeeland. In 1809 werd door hem een zeer uit voerig besluit uitgevaardigd, waarin o. a. in art, 15 werd bepaald, dat een nieuwe haven te Middelburg zou worden aangelegd tussehen de stad en Veere, geschikt voor de grootste Oost-Indische schepen. In het ontwerp voor deze haven waren de noodige sluizen op genomen om het verzanden te voorkomen en de haven door spuiing op diepte te houden, een denkbeeld dat ook reeds door Speleveld in zijn bekroond antwoord was aangeraden. Aan de ingenieurs Schraver en Dingtsmans werd opdracht gegeven het ontwerp onmiddellijk uit te voeren, terwijl om in de eerste kosten te voorzien een bedrag van f 200000 werd toegestaan; voor de overige kosten moest een vrijwillige geldleening worden aan gegaan. Nog is uit den inhoud van dit besluit op te maken, dat destijds de financiën van Middelburg zich in een zeer bedroevenden toe stand bevonden; ook daarin zou het besluit verbetering brengen, want volgens art. 1 zou de openbare schatkist Middelburg met een bedrag van 1,100,000 gulden te hulp komen, in plaats van de O. I. Compagnie, die niet meer bestond.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1919 | | pagina 110