69 westelijker dan het tegenwoordige Vlissingen, ongeveer ter hoogte van het voormalige fort de Nolle. Van oudsher was hier gevestigd een veer op Vlaanderen. Dit Oud-Vlissingen kwam tot groote welvaart, hetgeen den naijver opwekte van de bewoners van de nabijgelegen nieuwe stad, het tegenwoordige Vlissingen, dat omstreeks het jaar 1227 is ontstaan en dat alles in het werk stelde om Ond-Vlissingen afbreuk te doen. Dit doel is maar al te goed bereikt, want Oud- Vlissingen kwam langzamerhand in verval; de overblijfselen zijn echter nog langen tijd bewaard gebleven. Bij het beleg van de stad door de Engelschen in 1809 heeft hetgeen van Oud- Vlissingen nog over was veel geleden en omstreeks 1810 is het geheel verdwenen toen de vestingwerken der stad aan alle zijden werden uitgebreid; de gebouwen, welke nog bestonden, zijn toen geheel opgeruimd. Vlissingen schijnt reeds vroeg een haven gehad te hebben, al moet men bierbij meer denken aan een beschut gedeelte van den oever of van het strand, waar de schepen bij laag water aan den grond werden gezet. In 1315 liet graaf Willem III een haven graven; dat was de tegenwoordige IVester- of Koopmanshaven met de daarachter gelegen Bierkaai en Kaaskaai. Deze haven liep midden door de stad en verdeelde haar in twee nagenoeg gelijke deelen. Gelijktijdig met de uitbreiding van de stad, omstreeks 1581, werd besloten tot den aanleg van een nieuwe haven, de Engelsche kaai, welke in de Koopmanshaven uitkwam en waarachter in noord-zuidelijke richting de Pottekaai of Kommelhaven werd aan gelegd. Een tweede uitbreiding der stad had plaats tusschen de jaren 1609 en 1612 op last van Prins Mauiuts. Daarbij werden nieuwe vesten gegraven en werd de oude vest tot haven, de Ooster- of Dokhaven, ingericht. Tusschen de Pottekaai en de Dokhaven was aanvankelijk een kanaal, doch beide havens waren door een steenen beer gescheiden; later werd dit kanaal in een droogdok veranderd door aan de zijde van de Dokhaven een sluishoofd met twee deuren te bouwen. Dit droogdok kwam in 1725 gereed. Het water in dit dok kon

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1919 | | pagina 113