103
mogen eenige medicamenten aan iemand te verkoopen of eenige
medicamentkisten of salfdoosen ten dienste van het land, stad of
West-Indische Compagnie ofte particulieren te leveren, ofte ook
eenige wassche kleeren of hypocras voor anderen te maken, op
pene van confiscatie der agterhaalt werdende medicamenten en
vijftich guldens. De boete de helft ten behoeve van het apothe-
kersgilde en de ander helft ten behoeve van den armen, ende sal
dienvolgende met al hetgene voors. is de ordonnantie van den
jare 1621 tot nader ordre zijn en blyven geamplieert, des blyven
de doctoren egter gerecommandeert tot herstelling van de eenigheyt
tusschen haar en de apothekers, de apothekerswijnckels soo veel
doenelijk met hare ordonnantiën te benificeren, bysonder van de
grofve medicamenten, welcker bereidinge met den luyster van haar
doctoraat niet al te wel schijnd overeen te komen".
Door deze uitspraak was de zaak nu voor de toekomst geregeld
en de apothekers konden hiermede, dunkt ons, wel tevreden zijn,
tevredener dan in 1681, toen de zaak bleef zooals ze was, daar
nu de scheiding tusschen de twee vakken, hun streven, zich reeds
duidelijker begon af te teekenen.
De eerste helft der 18e eeuw verloopt nu vrij rustig. In 1748
vaardigen burgemeesters, Schepenen en Raad een waarschuwing
uit tegen de lichtvaardige manier, waarop hier ter stede werd om
gesprongen met arsenicum of rattekruid. De gevolgen daarvan
waren dan ook niet uitgebleven, zoodat bepalingen daaromtrent
hard noodig waren. We krijgen hiervan het best een inzicht
door de waarschuwing in zijn geheel te lezen. Vermeld mag
hierbij zeker wel worden, dat deze regeling ook heden ten dage
zou kunnen meedoen, en in hoofdzaak bepalingen omtrent het
afleveren van rattekruid bevat, zooals we nu de Rijksbepalingen
kennen over het afleveren van vergif in 't algemeen.
De waarschuwing luidt burgemeester, Scheepenen en
Raaden der stadt Middelburch in Zeelandt, in ervaring sijnde
gecoomen de weynige opletteuheyt, welcke gebruickt wert in het
vercoopen van arsenicum, regaal ofte rattenkruyt, en ten aller-
uytterste ter harte nemende, de groote onheylen, die tfoor het
1) Publicaties van Middelburg, no. 5, blz. 26 k.z.