108 pliciekast en andere goederen, welke uit het fonds van liet depar tement der apothekers volgens resolutie ten rade van 15 Dec. 1781 waren aangekogt. Het eeuwenlang streven werd dus nu eindelijk beloond en men kon nu zeggen, dat de pharmacie zich vrijgevochten had en op eigen beenen stond. Het was wel geen rozenpad, wat bewan deld moest worden, integendeel een pad vol moeilijkheden, die van alle kanten werden opgeworpen, maar juist dit heeft de apo thekers waarschijnlijk het doorzettingsvermogen gegeven om tot het einddoel, hun emancipatie, te geraken. Toch ontbrak er nu nog iets aan, n.l. de approbatie van het te concipieeren reglement. Deze heeft plaats gehad op 30 Ja nuari 1799. Over dit reglement nog enkele woorden. Hoofdstuk II handelt „over de candidaten,. derselver examen, proef en admissie". De leeftijd waarop men aan het examen kon deelnemen was 18 jaar. De examencommissie werd geadsisteerd door twee gedepu teerden uit het collegie van stads-medici met adviseerende stem. Van belang is, dat voor het eerst wordt gesproken van berei dingen volgens de konst der chymie. Verder vertoonen de eischen veel overeenkomst met die van 1783. De inkomsten van de algeineene kas zullen besteed worden: le tot aanleg en onderhoud van den Hortus Medicus; 2e tot onderhoud en aanvulling der sirnpliciekas; 3e tot het oprichten en instandhouden van een laboratorium tot uitbreiding van de konst der pharmacie; 4e tot het aanschaffen en onderhouden van een collegie- kamer en verdere necessiteiten. Van deze instellingen is nog slechts over de Hortus Medicus, nu bij de II. H. B. S. in gebruik. De bepaling omtrent den avondmaaltijd is hierin vervallen. IVijnne vertelt er niet bij hoe dat komt; de verklaring hiervan vinden we in de notulen van den Raad van 25 April 1795, waarin we lezen, dat „is goedgevonden en verstaan, dat by geene gildens eenigc maaltyden hoegenaamd by gelegenheid van het doen der proeve zullen behoeven te worden gegeven".

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1919 | | pagina 154