5
dat ze immer in gelijke mate zullen vooruitgaan, als zulks in
mijn leeftijd plaats had? Men denke hierbij slechts aan spoor
wegen en telegraphie, door welke laatste men thans zijne gedachte
in weinige uren aan zijn tegenvoeters meedeelt.
En toch liet ik telkens dat te schrifte stellen mijner herinneringen
varen, omdat daarbij zoo vaak, zij het ook onwillekeurig, ons
dierbaar ik op den voorgrond treedt en wij daardoor allicht den
blaam van eigenliefde op ons laden.
En hoe komt het thans, dat die lust, nu ik mijn tachtigste
levensjaar ben ingetreden, zich opnieuw bij mij opdringt en dit
nog wel, nadat mijne oogen voortdurend zijn achteruitgegaan en
mijne krachten verminderd? Alleen kan ik het toeschrijven aan
het „varietas delectat". Het lezen, praten, wandelen, whisten en
slapen (dit laatste is ook al niet veel) laten mij nog menig
oogenblik over, waarin ik aan de vervlogen jaren mijns levens
terug denk en dan telkens weder lust gevoel, wel niet om mijn geheel
leven terug te geven, maar toch om mijne herinneringen aan dit
of dat tijdperk in schrift te belichamen. Ook werd ik door dezen
of genen mijner familieleden hiertoe wel eens aangespoord. Vaak
hoorde ik ook de klacht, dat ouden van dagen zoo zelden de
herinneringen te schrifte stelden aan belangrijke gebeurtenissen,
die zij beleefden. Meermalen heb ik dit medebetreurd van mijn
vader, die toch zulke gewichtige staatkundige gebeurtenissen had
beleefd en bijgewoond (17681840). Hoeveel is dus verloren
gegaan van hetgeen wij later in zijne bijzonderheden hadden
willen weten, maar destijds door hem slechts in hoofdtrekken
verteld werd. Zelfs daarvan staat mij niet alles helder voor oogen.
Verba volant!
Vandaar mijn plan om tot een tweetal tijdvakken mijner eerste
levensjaren mijne herinneringen te bepalen, die ik echter slechts
in losse trekken wil weergeven en waarbij ik mij voorneem niet
verder van mij zeiven te spreken, dan voor zoover dit in verband
staat met den toenmaligen huiselijken, maatschappelijken en staat
kundigen toestand. De voornoemde tijdvakken zijn 18071817
en 1830—1832.
Telkens geef ik den datum aan, waarop ik dit schrijven voort
zet. Zal ik er tot het einde toe mede kunnen voortgaan?